Instellingen

1


Psalm 18 (17) • Diligam te, Domine. (Voor de koorleider,

v. de dienaar van de Ene,
v. David,
die voor de Ene onder woorden bracht
de woorden van deze zang,-
ten dage dat de Ene hem ontrukte
aan de greep van al zijn vijanden,
aan de hand van Saul;
hij zegt:)

2


Ik wil u minnen, Ene, o mijn sterkte, ✡

3


Ene, mijn steenrots en mijn bastion;


die maakt dat ik ontkom, mijn God,
mijn rots, bij hem vind ik toevlucht, ✡
mijn schild, de hoorn van mijn heil,
mijn hoge burcht!

4


Geloofd zij hij, ik riep tot de Ene: ✡

van mijn vijanden
werd ik gered!

5


Banden des doods hadden mij omvat, ✡

belials-beken vielen over mij heen.

6


Banden der hel hadden mij omringd, ✡

worgstrikken des doods
traden mij tegen.

7


In dit nauw riep ik tot de Ene,
   tot mijn God kreet ik om bijstand,-

hij hoorde uit zijn tempel mijn stem, ✡
mijn kreet om hulp
voor zijn aanschijn kwam aan in zijn oor.

8


Toen schokte en schudde de aarde,

de grondslagen van bergen sidderden, ✡
ze schokten,
want het was in hem ontstoken!

9


Rook steeg uit zijn neus,

een vuur uit zijn mond verteerde, ✡
gloeiende kolen
brandden van daaruit.

10


Hij neigde de hemel en daalde neer, ✡

een wolkenzwerk
onder zijn voeten.

11


Hij reed op een cheroev en vloog; ✡

hij zweefde
op de vleugels van de Geest.

12


Hij liet zich door duisternis verbergen,

als een loofhut om hem heen: ✡
duistere wateren,
een dichte massa wolken.

13


Uit de lichtglans

vóór hem voeren zijn wolkenmassa’s voort ✡
met hagel
en kolen vuur.

14


De Ene liet het in de hemel donderen,

de Allerhoogste gaf zijn stem, ✡
in hagel
en kolen vuur.

15


Hij schoot zijn pijlen af,
   wist hen te verspreiden, ✡

slingerde bliksems,- bracht hen in de war.

16


Zichtbaar werden de beddingen van wateren,

bloot lagen de grondslagen der wereld,
van uw schelden, o Ene, ✡
van het snuiven van
de geestesadem van uw neus!

17


Hij reikte van omhoog, nam mij mee, ✡

hij trok mij
uit wateren vele;

18


ontrukte mij

aan mijn vijand zo sterk, ✡
aan mijn haters,
mij immers te machtig.

19


Zij traden mij tegen
   ten dage van mijn nood, ✡

maar daar kwam de Ene mij te hulp.

20


Hij leidde mij uit in de ruimte; ✡

om zijn behagen in mij
schonk hij mij de vrijheid.

21


Mij vergold de Ene
   naar mijn gerechtigheid; ✡

naar de reinheid van mijn handen
gaf hij mij terug.

22


Omdat ik heb bewaakt
   de wegen van de Ene, ✡

ik ben geen booswicht geweest,
los van mijn God.

23


Want al zijn rechtsregels staan voor mij, ✡

en zijn inzettingen
laat ik niet van mij wijken.

24


Als een volmaakte wil ik horen bij hem, ✡

worden bewaard
voor onrecht van mijn kant.

25


De Ene gaf mij terug
   naar mijn gerechtigheid, ✡

naar de reinheid van mijn handen
hem voor ogen.

26


Met een vriend sluit gij vriendschap, ✡

met een kerel volmaakt
zijt gij volmaakt.

27


Met een reine

betoont gij u rein, ✡
en met een draaier
slingert gij ook.

28


Want zo zijt gij:
   een gemeenschap gebogen redt gij uit, ✡

en ogen hovaardig slaat gij neer.

29


Want gij zijt het
   die mijn lamp weer licht geeft, ✡

de Ene, mijn God,
klaart mijn duisternis op.

30


Want met u neem ik een horde, ✡

met mijn God
spring ik over een muur.