Instellingen

1


Psalm 30 (29) • Exaltabo te, Domine. (Een musiceerstuk;

een lied voor de wijding
   van het huis; v. David.)

2


U verhoog ik, Ene,
   want u trok mij omhoog, ✡

u hebt mijn vijanden niet over mij verblijd!

3


O Ene, mijn God, ✡

ik kreet tot u
en gij hebt mij genezen!

4


Ene,

mijn ziel liet ge klimmen uit de hel, ✡
maakte mij levend,
weg van wie gedaald zijn in de put!

5


Maakt muziek voor de Ene,
   gij zijn vrienden, ✡

brengt dank,
zijn heiligdom indachtig!

6


Want een oogwenk gaat er in zijn toorn,
   maar een leven in zijn welbehagen,-

in de avond komt de nacht met geween, ✡
tegen de ochtend is er gejuich!

7


Ik heb zelfverzekerd gezegd: ✡

ik wankel in eeuwigheid niet!

8


Ene,

in uw welbehagen
gaf u mijn berg een sterke bijstand;
u verborg uw aanschijn, ✡
en ik was verbijsterd!

9


Tot u, Ene, riep ik, ✡

tot mijn Heer
smeekte ik om genade:

10


wat baat u mijn bloed,
   mijn dalen in een kuil?-
   zal stof u danken?- ✡

zal het melding maken van uw trouw?-

11


hoor, Ene, en wees mij genadig, ✡

Ene,
wees voor mij een helper!

12


Veranderd hebt gij mijn rouwklacht
   voor mij in een reidans,-

scheurde mijn treurkleed open,- ✡
met vreugde hebt gij mij omgord!

13


Zodat voor u zal musiceren: glorie,
   en niet zwijgen: ✡

Ene, mijn God,
ik zal u eeuwig danken!