Instellingen

1


Psalm 31 (30) • In te, Domine, speravi. (Voor de koorleider;

een musiceerstuk, v. David.)

Psalmen 31 Literatuur bij Psalmen

Gezongen door Elise te Kaat & Sam de Vlieger
2


Bij u, Ene, vond ik toevlucht, laat mij niet
   worden beschaamd voor eeuwig!- ✡

gij zijt rechtvaardig, doe mij ontkomen!

3


Neig tot mij uw oor, kom haastig,
   ontruk mij,
   wees mij een versterking rotsvast,
   een huis als een bastion ✡

om mij te redden!

4


Want mijn steenrots
   en mijn bastion zijt gij, ✡

omwille van uw naam,
wil mij geleiden, voer mij voort!

5


Leid mij uit het net

dat ze in het geheim voor mij spanden, ✡
want mijn versterking, dat zijt gij!

6


In uw hand beveel ik mijn geest, Ene,
   gij hebt mij verlost, ✡

trouwe God!

7


Gij hebt gehaat

wie waken bij nevels van niets, ✡
en ik,
ik wist bij de Ene mij veilig.

8


Ik zal juichen en verheugd zijn

om uw vriendschap,
   gij die mijn ellende hebt gezien, ✡

die hebt willen weten
van de benauwingen van mijn ziel!

9


Gij liet mij niet sluiten
   in de hand van een vijand, ✡

hebt mijn voeten gesteld in de ruimte.

10


Begenadig mij, Ene,
   want het is mij benauwd,
   verdoft van verdriet is mijn oog, ✡

mijn ziel, mijn schoot.

11


Ja, in kommer loopt af

mijn leven, mijn jaren gaan om in zuchten,-
   vervallen van ellende is mijn kracht, ✡

mijn beenderen zijn verdoft.

12


Door al mijn benauwers
   ben ik geworden een smaad,

voor wie bij mij wonen allermeest;
   een schrik voor mijn bekenden,
   toen ze me zagen op de straat,- ✡

deinsden ze voor mij terug.

13


Ik ben vergeten
   als een dode, uit het hart, ✡

ik ben geworden
als een ding dat men verloor.

14


Ja, ik hoorde wel het praten van velen,

de dreiging van rondom:
bij eensgezinde raadslag over mij ✡
zonnen zij op het nemen van mijn ziel.

15


Maar ik: bij u, Ene, weet ik mij veilig, ✡

ik kan zeggen: ‘mijn God zijt gij!’

16


In uw hand zijn mijn tijden,- ✡

ontruk mij
aan de hand van mijn vijanden
en aan mijn achtervolgers!

17


Laat lichten over uw dienaar uw aanschijn, ✡

breng redding, gij zijt mijn vriend!

18


Ene,

maak mij niet te schande,
u toch riep ik aan, ✡
schande treffe booswichten,
dat ze verstommen in de hel!

19


Dat zwijgen

de lippen vol leugen, het verwaten woord
tegen wie in zijn recht staat, ✡
zo hoogmoedig, zo vol spot.

20


Hoe groot is het goed

dat gij hebt weggelegd voor wie u vrezen,
hebt bereid
   voor wie toevlucht zoeken bij u, ✡

tegenover
Adams zonen!

21


Gij verbergt hen
   in het verborgene van uw aanschijn

voor de stokerijen van een man,
laat hen schuilen in een loofhut ✡
voor het twistgeding van tongen.

22


Gezegend de Ene!- ✡

want zijn vriendschap was mij een wonder
in een benarde stad.

23


Ik, ik heb in mijn verwarring wel gezegd:

‘ik ben afgesneden
   van tegenover uw ogen!’- maar echt,

u hoorde de stem
   van mijn smeken om genade, ✡

toen ik tot u kreet om hulp!

24


Hebt lief de Ene,

al zijn vrienden!-
   wie getrouw zijn hoedt de Ene,- ✡

maar hij laat ruimschoots betalen
wie zich uitviert in hoogmoed.

25


Weest sterk, uw hart zij onversaagd, ✡

gij allen die wacht
op de Ene!