Instellingen

1


Psalm 32 (31) • Beati quorum. (v. David,

een onderwijzing.)

Zalig wier misstap is vergeven, ✡
wier zonde werd bedekt!

2


Zalig een mens

wien de Ene een misdaad niet rekent, ✡
in wiens geest is geen bedrog!

3


Zolang ik zweeg
   sleten mijn beenderen weg, ✡

terwijl ik kreunde,
heel de dag.

4


Want dag en nacht woog zwaar op mij

uw hand, veranderde mijn merg,- ✡
in de droogte van een zomer. sela

5


Maar mijn zonde maakte ik u bekend,

mijn misdaad bedekte ik niet,-
ik zei:
‘mijn misstappen biecht ik op
   aan de Ene’; ✡

en gij, vergeven hebt ge
mijn onrecht en mijn zonde! sela

6


Laat daarom

elke vrome bidden tot u
   voor de tijd dat het treft,

voordat vele wateren overspoelen,- ✡
hem
zullen zij niet raken.

7


Gij zijt mij een verberging,

voor benauwdheid zult gij mij behoeden;
met gezangen van bevrijding ✡
zult gij mij omringen.

8


Ik wil je onderwijzen, je leren

de weg die je moet gaan; ✡
ik geef je raad, over jou gaat mijn oog.

9


Weest niet als een paard,
   als een muildier zonder verstand,
   welks trots men moet breken
   met toom en bit,- ✡

want anders
komt het je te na!

10


Vele smarten

wachten de booswicht,
   maar wie veilig is bij de Ene: ✡

vriendschap
zal hem omringen!

11


Rechtvaardigen,
   verheugt u in de Ene, en juicht, ✡

jubelt,
alle oprechten van hart!