Instellingen

1


Psalm 5 • Verba mea auribus. (Voor de koorleider, bij fluiten,

een musiceerstuk v. David.)

2


Wat ik uitzeg, heb daar oor voor, Ene, ✡

versta toch mijn verzuchting!

3


Merk toch op mijn stem om hulp,

mijn koning en mijn God, ✡
want tot u
is mijn gebed!

4


Ene,

in de ochtend hoort gij mijn stem, ✡
’s ochtends bereid ik mij op u voor
en kijk ik naar u uit!

5


Want gij zijt geen God
   met behagen in boosheid, ✡

een slechtaard vraagt gij niet te gast!

6


Dwazen houden geen stand
   in het tegenover van uw ogen!- ✡

alle euveldaders
haat gij!

7


Gij laat leugensprekers teloorgaan,
   een man van bloed en bedrog ✡

is een gruwel voor u, Ene!

8


En ik,

in de overvloed van uw vriendschap
mag ik komen in uw huis; ✡
naar de hal van uw heiligdom
zal ik mij buigen
in vreze voor u.

9


Ene, leid mij door uw gerechtigheid

omwille van wie op mij letten, ✡
effen voor mijn aanschijn uw wegen!

10


Want in zo iemands mond
   is niets betrouwbaars,

hun boezem is enkel verderf,
een geopend graf is hun keel, ✡
met hun tong
praten ze alles glad.

11


O God, stort ze in hun schuld,

laat ze vallen in hun eigen plannen!-
misstappen bij hen in overvloed:
stoot ze weg!- ✡
want hun rebellie is tegen u!

12


Dan verheugen zich
   al wie toevlucht zoeken bij u,

voor eeuwig klinkt hun jubel
en gij overdekt hen, ✡
zij juichen om u,
de minnaars van uw naam!

13


Ja Ene, een rechtvaardige geniet uw zegen, ✡

hem omkranst ge met welbehagen
als een lijfschild!