Naardense Bijbel > zoeken
Psalm 5 • Verba mea auribus. (Voor de koorleider, bij fluiten, een musiceerstuk v. David.)
Wat ik uitzeg, heb daar oor voor, Ene, ✡ versta toch mijn verzuchting!
Merk toch op mijn stem om hulp, mijn koning en mijn God, ✡ want tot u is mijn gebed!
Ene, in de ochtend hoort gij mijn stem, ✡ ’s ochtends bereid ik mij op u voor en kijk ik naar u uit!
Want gij zijt geen God met behagen in boosheid, ✡ een slechtaard vraagt gij niet te gast!
Dwazen houden geen stand in het tegenover van uw ogen!- ✡ alle euveldaders haat gij!
Gij laat leugensprekers teloorgaan, een man van bloed en bedrog ✡ is een gruwel voor u, Ene!
En ik, in de overvloed van uw vriendschap mag ik komen in uw huis; ✡ naar de hal van uw heiligdom zal ik mij buigen in vreze voor u.
Ene, leid mij door uw gerechtigheid omwille van wie op mij letten, ✡ effen voor mijn aanschijn uw wegen!
Want in zo iemands mond is niets betrouwbaars, hun boezem is enkel verderf, een geopend graf is hun keel, ✡ met hun tong praten ze alles glad.
O God, stort ze in hun schuld, laat ze vallen in hun eigen plannen!- misstappen bij hen in overvloed: stoot ze weg!- ✡ want hun rebellie is tegen u!
Dan verheugen zich al wie toevlucht zoeken bij u, voor eeuwig klinkt hun jubel en gij overdekt hen, ✡ zij juichen om u, de minnaars van uw naam!
Ja Ene, een rechtvaardige geniet uw zegen, ✡ hem omkranst ge met welbehagen als een lijfschild!