Instellingen

1


Psalm 68 (67) • Exurgat Deus. (Voor de koorleider, v. David,

een musiceerstuk, een zang.)

2


Staat God op, zijn vijanden stuiven uiteen, ✡

wie hem haten vluchten
voor zijn aanschijn.

3


Zoals rook die vervliegt

en verwaait, zoals was smelt
   voor het aanschijn van vuur, ✡

vergaan bozen
voor het aanschijn van God.

4


Rechtvaardigen

zullen zich verheugen,
   zij juichen voor het aanschijn van God, ✡

zij zijn verrukt van vreugde.

5


Zingt God toe, maakt muziek op zijn naam,
   baant een weg voor hem

die rijdt door de steppen, Ene is zijn naam, ✡
jubelt voor zijn aanschijn!

6


Een vader van wezen,
   voor weduwen een voorspraak ✡

is God
in zijn heilig vertrek;

7


een God die eenlingen een zetel gaf
   in een huis,

die gevangenen deed uitgaan
   in voorspoed, ✡

alleen weerspannigen
bewoonden een witte vlakte.

8


God,

toen u uittoog
   voor het aanschijn van uw gemeente, ✡

toen u in de wildernis voortschreed,- sela

9


beefde de aarde, ja, dropen de hemelen
   voor het aanschijn van God,
   de Sinaï sidderde ✡

voor het aanschijn van God,
Israëls God.

10


U wuifde, God,
   met een regen van gaven; ✡

uw erfdeel,- uitgeput was het,
hebt u zelf gegrondvest.

11


Daar zetten zich neder uw dieren, ✡

u bereidde het in uw goedheid
   voor de gebogene, o God.

12


Dit gaf de Heer hun te zeggen,- ✡

en groot was de strijdschaar der vrouwen
die de goede tijding brachten:

13


de koningen van strijdscharen:
   ze vluchten, ze vluchten, ✡

het liefje thuis,
zij mag roofgoed verdelen!-

14


toen ge laagt te slapen
   tussen de stallen:
   waren vleugels van een duif
   overtrokken met zilver, ✡

haar wieken
met goudgroen gegraveerd;

15


toen de Geweldige!-

haar met koningen overspreidde, ✡
werd het op de Schaduwberg sneeuwwit!

16


O berg Gods, gebergte van Basan, ✡

gebergte veeltoppig,
gebergte van Basan,

17


waarom beloert ge,
   veeltoppige bergen, de berg

die God heeft begeerd als zijn zetel- ✡
ja, waar de Ene
zal wonen voor immer?

18


Op godenwagens

tienduizenden, duizenden dubbel, ✡
kwam de Heer
van de Sinaï het heiligdom binnen.

19


U steeg op ten hoge,
   kerkerde gekerkerden in,

vorderde gaven bij de mensen, ✡
ja, ook van wie eerst weerspannig waren,
om daar te wonen, Ene, God!

20


Gezegend de Heer,
   dag aan dag draagt hij onze lasten, ✡

de God van onze redding! sela

21


Die God is voor ons een God die redt;
   bij de Ene onze Heer ✡

zijn uitkomsten
uit de dood!

22


Echt, God

zal stukslaan de kop van zijn vijanden,
   de harige schedel ✡

van wie zich wentelt
in zijn schulden.

23


Mijn Heer heeft gezegd:
   ‘ik breng uit Basan terug, ✡

ik breng terug
uit de diepten van de zee,-

24


opdat je je voet mag baden

in bloed; de tong van je honden ✡
van vijanden zijn deel krijgt!’

25


Zij zagen uw gangen, o God, ✡

de gangen van mijn God,
   mijn koning, in het heiligdom.

26


Voorop zangers, citerspelers achteraan, ✡

trommelende
maagden middenin.

27


In koor vergaderd zegenden zij God, ✡

de Ene,
Israëls Bron!

28


Daar Benjamin, de geringste,

als hun heerser voorop,
de vorsten van Juda met hun drommen, ✡
de vorsten van Zebulon,
de vorsten van Naftali!

29


Gebied, o God,

uw kracht; bekrachtig o God, ✡
wat gij
aan ons hebt gewrocht!-

30


vanuit uw tempel, boven Jeruzalem: ✡

u brengen koningen tribuut!