Gij hebt, Ene, behagen gehad in uw land, ✡ gij hebt gekeerd de kerkering van Jakob;
3
hebt het onrecht van uw gemeente verdragen, ✡ gij hebt al hun zonde bedekt! sela
4
Gij hield al uw verbolgenheid in, ✡ hebt u afgekeerd van het gloeien van uw woede;
5
keer het ook nu, God die ons eens redde, ✡ breek uw weerzin, wees weer met ons!
6
Of wilt ge tegen ons woeden voor eeuwig, ✡ uw woede koelen aan geslacht na geslacht?
7
Gij, wilt ge niet terugkeren, ons doen herleven?- ✡ uw gemeente: zij zullen zich verheugen in u!
8
Doe ons, Ene, uw vriendschap weer zien, ✡ hergeef ons uw reddende werk!
9
Dat ik mag horen het woord van God, de Ene, hoe zijn woord zal luiden: vrede!- tot zijn gemeente, tot zijn vrienden, ✡ dat ze nooit terugkeren tot traagheid!
10
Echt, nabij is voor wie hem vrezen zijn reddende werk, ✡ en wonen zal glorie in ons land.
11
Gearmd gaan vriendschap en trouw, ✡ elkander kussen vrede en recht;
12
trouw spruit uit de aarde, ✡ gerechtigheid straalt neer van de hemel!
13
Ja, dan geeft de Ene ons het goede, ✡ geeft onze aarde haar gewas.
14
Gerechtigheid gaat uit voor zijn aanschijn, ✡ hij zet zijn schreden op de weg!