Naardense Bijbel > zoeken
Mijn zoon, als je borg bent geworden voor je naaste,- voor wie je vreemd is je handen ineen hebt geslagen,
als je verstrikt bent in het woord van je lippen,- gevangen bent in de toezeggingen van je mond,
doe dan toch dít, mijn zoon, en red je, nu je in de holle hand van je naaste terecht bent gekomen: ga heen, geef het niet op, en bestorm je naaste;
gun geen slaap aan je ogen,- of sluimering aan je wimpers;
red je, als een gazelle uit de hand van een jager,- als een vogel uit de greep van een strik! •
Ga tot de mier, luiaard,- zie haar wegen aan en word wijs:
zij die geen aanvoerder heeft, beambte of heerser,
bereidt in de zomer haar brood,- slaat in de oogsttijd haar eten op;
tot wanneer, luiaard, blijf jij neerliggen,- wanneer wil je opstaan uit je slaap?-
een beetje slapen, een beetje sluimeren,- een beetje de handen over elkaar en nog even liggen:
als een snelle loper komt dan je armoede,- je tekort als een man met een schild! •