Instellingen

1


De Ene spreekt tot Mozes en zegt:

2


dít zal het onderricht wezen
   voor de Egyptisch-zieke

op de dag van zijn reiniging:
tot de priester komt men met hem;

3


naar buiten gaan zal de priester,

de legerplaats uit;
heeft de priester hem bezien
en blijkt de aandoening
   met Egyptische ziekte
   genezen bij de Egyptisch-zieke,

4


dan zal de priester gebieden:

nemen zal men om te reinigen:
   twee vogels, reine dieren,-

hout van een ceder,
rood van een karmozijnslak, en hysop.

5


Gebieden zal de priester:

kelen zal men de éne vogel;
in een pot van gres boven levend water.

6


De vogel die blijft leven, haar neemt hij vast,

met het hout van de ceder,
   het rood van de karmozijn en de hysop;

dopen zal hij dat alles,
   mét de levende vogel,

in het bloed van de vogel die is gekeeld
boven het levende water.

7


Sprenkelen zal hij

over hem die zich laat reinigen
   van de Egyptische ziekte

zeven keren;
dan heeft hij hem gereinigd
en zal hij de vogel die lééft
   loslaten over het aanschijn van het veld.

8


Wassen zal de rein-verklaarde
   zijn gewaden,
   afscheren al zijn haar

en zich schoonspoelen met water:
   dan is hij rein,

en daarna mag hij binnenkomen
   in de legerplaats;

maar zeven dagen nog
   zal hij buiten zijn tent blijven.

9


Geschieden zal het op de zevende dag:

weer scheert hij al zijn haar:
zijn hoofdhaar, zijn baard, zijn wenkbrauwen,
al zijn haar scheert hij af;
wassen zal hij zijn gewaden
en zijn vlees* Of: lichaam. schoonspoelen met water,
en dan is hij rein.

10


Op de achtste dag

neemt hij twee schaapsrammen, volmaakte,
en één ooi in haar eerste jaar, volmaakt;
drie tienden
volkorenmeel voor een broodgift,
   geweekt in de olijfolie,

en één pint olijfolie.

11


Opstellen zal

de priester die de reiniging verricht
de man die zich laat reinigen, met dat alles,
voor het aanschijn van de Ene,-
in de opening van de tent van samenkomst.

12


Nemen zal de priester het ene schaap

en dat doen naderen
   als verontschuldigingsgave,

met de pint olijfolie;
wuiven zal hij met dat alles in een wuiven
   voor het aanschijn van de Ene.

13


Kelen zal hij het schaap

op de plaats waar hij de ontzondiging keelt
   en de opgangsgave,
   op de plaats van het heiligdom;

want
evenals de ontzondigingsgave
   is de verontschuldiging voor de priester,

een heiligdom van heiligheid is hij.

14


Nemen zal de priester

iets van het bloed van de verontschuldiging
en prijsgeven zal de priester dat
op de rechter oorschelp van hem
   die zich laat reinigen,

op de duim van zijn rechterhand
en op de duimteen van zijn rechtervoet.

15


Nemen zal de priester iets
   uit de pint met de olijfolie

en dat uitgieten in de linker handpalm
   van de priester zelf.

16


Dopen zal de priester zijn rechter wijsvinger

in iets van de olijfolie
in zijn linker handpalm;
en iets van de olie met zijn vinger
   zeven malen sprenkelen
   voor het aanschijn van de Ene.

17


Van het overige van de olie in zijn handpalm

geeft de priester prijs op de schelp
van het rechteroor van hem
   die zich laat reinigen,

op de duim van zijn rechterhand en
op de duimteen van zijn rechtervoet,-
over het bloed van de verontschuldiging.

18


Wat er overblijft

van de olie in de handpalm van de priester
geeft hij prijs over het hoofd van hem
   die wordt gereinigd;

verzoening zal de priester over hem vragen
   voor het aanschijn van de Ene.

19


Klaarmaken zal de priester
   de ontzondigingsgave

en verzoening vragen over hem
   die zich laat reinigen
   van zijn smet;

daarna keelt hij de opgangsgave.

20


Doen opgaan zal de priester
   de opgangsgave
   en ook de broodgift,- op het altaar;

verzoening zal de priester over hem vragen
   en dan is hij rein.

••

21


Als hij arm is

en zijn hand niet
toereikend:
nemen zal hij één schaapsram
   als verontschuldigingsgave
   voor een wuiving
   om verzoening over zich te vragen,

één tiende volkorenmeel,
   geweekt in de olijfolie,
   voor een broodgift en een pint olie;

22


twee tortels

of twee duivenjongen,-
naar gelang zijn hand kan reiken;
wezen zal één een ontzondigingsgave
en de ander een opgangsgave.

23


Doen komen zal hij dat alles
   op de achtste dag na zijn reiniging
   tot de priester;

naar de opening
   van de tent van samenkomst,
   voor het aanschijn van de Ene.

24


Nemen zal de priester
   het schaap van de verontschuldiging
   en de pint olijfolie;

wuiven zal de priester met dat alles
   in een wuiven
   voor het aanschijn van de Ene.

25


Kelen zal hij

het schaap van de verontschuldigingsgave;
nemen zal de priester iets van het bloed
   van de verontschuldiging

en dat prijsgeven op de rechter oorschelp
   van hem die zich laat reinigen,-

en op de duim van zijn rechterhand
en op de duimteen van zijn rechtervoet.

26


Iets van de olijfolie giet de priester uit,

op de linker handpalm van de priester zelf.

27


Sprenkelen zal de priester
   met zijn rechter wijsvinger

iets van de olijfolie
in zijn linker handpalm,-
zeven malen,
   voor het aanschijn van de Ene.

28


Prijsgeven zal de priester iets
   van de olijfolie in zijn handpalm

op de schelp
van het rechteroor van hem
   die zich laat reinigen,

op de duim van zijn rechterhand en
op de duimteen van zijn rechtervoet,-
op de plaats
   van het bloed van de verontschuldiging.

29


Wat er overblijft

van de olijfolie in de handpalm
   van de priester

geeft hij prijs over het hoofd van hem
   die wordt gereinigd,-

om verzoening over hem te vragen
   voor het aanschijn van de Ene.

30


Klaarmaken zal hij de ene van de twee tortels

of van de duivenjongen,
zover zijn hand reikt.