1 | De Ene spreekt tot Mozes en zegt:
| |
2 | dít zal het onderricht wezen voor de Egyptisch-zieke op de dag van zijn reiniging: tot de priester komt men met hem;
| |
3 | naar buiten gaan zal de priester, de legerplaats uit; heeft de priester hem bezien en blijkt de aandoening met Egyptische ziekte genezen bij de Egyptisch-zieke,
| |
4 | dan zal de priester gebieden: nemen zal men om te reinigen: twee vogels, reine dieren,- hout van een ceder, rood van een karmozijnslak, en hysop.
| |
5 | Gebieden zal de priester: kelen zal men de éne vogel; in een pot van gres boven levend water.
| |
6 | De vogel die blijft leven, haar neemt hij vast, met het hout van de ceder, het rood van de karmozijn en de hysop; dopen zal hij dat alles, mét de levende vogel, in het bloed van de vogel die is gekeeld boven het levende water.
| |
7 | Sprenkelen zal hij over hem die zich laat reinigen van de Egyptische ziekte zeven keren; dan heeft hij hem gereinigd en zal hij de vogel die lééft loslaten over het aanschijn van het veld.
| |
8 | Wassen zal de rein-verklaarde zijn gewaden, afscheren al zijn haar en zich schoonspoelen met water: dan is hij rein, en daarna mag hij binnenkomen in de legerplaats; maar zeven dagen nog zal hij buiten zijn tent blijven.
| |
9 | Geschieden zal het op de zevende dag: weer scheert hij al zijn haar: zijn hoofdhaar, zijn baard, zijn wenkbrauwen, al zijn haar scheert hij af; wassen zal hij zijn gewaden en zijn vlees* Of: lichaam. schoonspoelen met water, en dan is hij rein.
| |
10 | Op de achtste dag neemt hij twee schaapsrammen, volmaakte, en één ooi in haar eerste jaar, volmaakt; drie tienden volkorenmeel voor een broodgift, geweekt in de olijfolie, en één pint olijfolie.
| |
11 | Opstellen zal de priester die de reiniging verricht de man die zich laat reinigen, met dat alles, voor het aanschijn van de Ene,- in de opening van de tent van samenkomst.
| |
12 | Nemen zal de priester het ene schaap en dat doen naderen als verontschuldigingsgave, met de pint olijfolie; wuiven zal hij met dat alles in een wuiven voor het aanschijn van de Ene.
| |
13 | Kelen zal hij het schaap op de plaats waar hij de ontzondiging keelt en de opgangsgave, op de plaats van het heiligdom; want evenals de ontzondigingsgave is de verontschuldiging voor de priester, een heiligdom van heiligheid is hij.
| |
14 | Nemen zal de priester iets van het bloed van de verontschuldiging en prijsgeven zal de priester dat op de rechter oorschelp van hem die zich laat reinigen, op de duim van zijn rechterhand en op de duimteen van zijn rechtervoet.
| |
15 | Nemen zal de priester iets uit de pint met de olijfolie en dat uitgieten in de linker handpalm van de priester zelf.
| |
16 | Dopen zal de priester zijn rechter wijsvinger in iets van de olijfolie in zijn linker handpalm; en iets van de olie met zijn vinger zeven malen sprenkelen voor het aanschijn van de Ene.
| |
17 | Van het overige van de olie in zijn handpalm geeft de priester prijs op de schelp van het rechteroor van hem die zich laat reinigen, op de duim van zijn rechterhand en op de duimteen van zijn rechtervoet,- over het bloed van de verontschuldiging.
| |
18 | Wat er overblijft van de olie in de handpalm van de priester geeft hij prijs over het hoofd van hem die wordt gereinigd; verzoening zal de priester over hem vragen voor het aanschijn van de Ene.
| |
19 | Klaarmaken zal de priester de ontzondigingsgave en verzoening vragen over hem die zich laat reinigen van zijn smet; daarna keelt hij de opgangsgave.
| |
20 | Doen opgaan zal de priester de opgangsgave en ook de broodgift,- op het altaar; verzoening zal de priester over hem vragen en dan is hij rein. ••
| |
21 | Als hij arm is en zijn hand niet toereikend: nemen zal hij één schaapsram als verontschuldigingsgave voor een wuiving om verzoening over zich te vragen, één tiende volkorenmeel, geweekt in de olijfolie, voor een broodgift en een pint olie;
| |
22 | twee tortels of twee duivenjongen,- naar gelang zijn hand kan reiken; wezen zal één een ontzondigingsgave en de ander een opgangsgave.
| |
23 | Doen komen zal hij dat alles op de achtste dag na zijn reiniging tot de priester; naar de opening van de tent van samenkomst, voor het aanschijn van de Ene.
| |
24 | Nemen zal de priester het schaap van de verontschuldiging en de pint olijfolie; wuiven zal de priester met dat alles in een wuiven voor het aanschijn van de Ene.
| |
25 | Kelen zal hij het schaap van de verontschuldigingsgave; nemen zal de priester iets van het bloed van de verontschuldiging en dat prijsgeven op de rechter oorschelp van hem die zich laat reinigen,- en op de duim van zijn rechterhand en op de duimteen van zijn rechtervoet.
| |
26 | Iets van de olijfolie giet de priester uit, op de linker handpalm van de priester zelf.
| |
27 | Sprenkelen zal de priester met zijn rechter wijsvinger iets van de olijfolie in zijn linker handpalm,- zeven malen, voor het aanschijn van de Ene.
| |
28 | Prijsgeven zal de priester iets van de olijfolie in zijn handpalm op de schelp van het rechteroor van hem die zich laat reinigen, op de duim van zijn rechterhand en op de duimteen van zijn rechtervoet,- op de plaats van het bloed van de verontschuldiging.
| |
29 | Wat er overblijft van de olijfolie in de handpalm van de priester geeft hij prijs over het hoofd van hem die wordt gereinigd,- om verzoening over hem te vragen voor het aanschijn van de Ene.
| |
30 | Klaarmaken zal hij de ene van de twee tortels of van de duivenjongen, zover zijn hand reikt.
| |