Instellingen

1


Voor alles is er een uur,

er is een tijd voor alle behagen
   onder de hemelen.

••

2


Een tijd van baren
   en een tijd van sterven;

een tijd van planten
   en een tijd van aanplant rooien.

3


Een tijd van vermoorden
   en een tijd van verplegen,

een tijd van afbraak
   en een tijd van opbouw.

4


Een tijd van huilen
   en een tijd van lachen,

een tijd van jammeren
   en een tijd van dansen.

5


Een tijd van stenen wegwerpen

en een tijd van stenen opstapelen;
een tijd van omhelzen
en een tijd om je verre te houden
   van omhelzen.

6


Een tijd van zoeken
   en een tijd van verliezen,

een tijd van bewaren
   en een tijd van wegwerpen.

7


Een tijd van afscheuren
   en een tijd van aannaaien,

een tijd van zwijgen
   en een tijd van spreken.

8


Een tijd van liefhebben
   en een tijd van haten,

een tijd van oorlog
   en een tijd van vrede.

••

9


Welk voordeel heeft wie iets doet

van dat waarvoor hij zwoegt?

10


Ik overzag de bezigheid

die God de zonen van de mens heeft gegeven
   om mee bezig te zijn.

11


Al wat hij heeft gemaakt
   is mooi op zijn tijd,-

ook heeft hij hun de eeuwigheid
   in het hart gegeven,

zonder dat de mens
van de daad die God heeft gedaan
van begin tot einde iets uitvindt.