Instellingen

2


per man bij zijn vaandel met de tekenen
   voor elks huis-van-één-vader

zullen de zonen Israëls zich legeren;
op enige afstand
om de tent van samenkomst heen
   legeren zij zich.

3


Die legeren aan de oostkant,
   aan de zijde van de dageraad:

het legervendel van Juda in hun strijdscharen;
de vaandrig voor de zonen van Juda is
Nachsjon, zoon van Aminadav.

4


Zijn strijdschaar en hun ingelijfden:

vierenzeventigduizend en zes honderdtallen.

5


Die naast hem legeren: de stam Issachar;

vaandrig voor de zonen van Issachar is
Natanel, zoon van Tsoear.

6


Zijn strijdschaar en zijn ingelijfden:

vierenvijftigduizend en vier honderdtallen.
••

7


De stam Zebulon:

vaandrig voor de zonen van Zebulon is
Eliav, zoon van Chelon.

8


Zijn strijdschaar en zijn ingelijfden:

zevenenvijftigduizend en
   vier honderdtallen.

9


Het geheel van hen die ingelijfd zijn

bij het leger van Juda is
honderdduizend, tachtigduizend,
   zes duizendtallen

en vier honderdtallen,
   in hun strijdscharen;

de kópgroep zijn zij bij het opbreken.
••

10


Het legervendel van Ruben: op het zuiden,
   in hun strijdscharen;

vaandrig voor de zonen van Ruben is
Elitsoer, zoon van Sjedeoer.

11


Zijn strijdschaar en zijn ingelijfden:

zesenveertigduizend en vijf honderdtallen.

12


Die naast hem legeren: de stam Simeon;

vaandrig voor de zonen van Simeon is
Sjeloemiël, zoon van Tsoerisjadai.

13


Zijn strijdschaar en hun ingelijfden:

negenenvijftigduizend,
   en drie honderdtallen.

14


De stam Gad;

vaandrig voor de zonen van Gad is
Eljasaf, zoon van Reoeël* Elders: Deoeël..

15


Zijn strijdschaar en hun ingelijfden:

vijfenveertigduizend, zes honderdtallen
   en nog vijftig.

16


Het geheel van hen die ingelijfd zijn

bij het leger van Ruben is
honderdduizend, eenenvijftigduizend,
vier honderdtallen en nog vijftig,
   in hun strijdscharen;

als twééde breken zij op.
••

17


Opbreken zal dan de tent van samenkomst,
   het leger van de Levieten
   onder de andere legers;

zoals ze zich legeren zo breken ze op,
per man op zijn plek* Letterlijk: hand., in hun vendels.
••

18


Het legervendel van Efraïm
   in hun strijdscharen:
   zeewaarts;

vaandrig voor de zonen van Efraïm is
Elisjama, zoon van Amihoed.

19


Zijn strijdschaar en hun ingelijfden:

veertigduizend en vijf honderdtallen.

20


Naast hem de stam Manasse;

vaandrig voor de zonen van Manasse is
Gamliël, zoon van Pedatsoer.

21


Zijn strijdschaar en hun ingelijfden:

tweeëndertigduizend en een dubbelhonderd.

22


De stam Benjamin;

vaandrig voor de zonen van Benjamin is
Avidan, zoon van Gidoni.

23


Zijn strijdschaar en hun ingelijfden:

vijfendertigduizend en vier honderdtallen.

24


Het geheel van hen die zijn ingelijfd

bij het leger van Efraïm is
honderdduizend, acht duizendtallen
   en een honderdtal,
   in hun strijdscharen;

als dérde breken zij op.
••

25


Het legervendel van Dan: noordwaarts,-
   in hun strijdscharen;

vaandrig voor de zonen van Dan is
Achiëzer, zoon van Amisjadai.

26


Zijn strijdschaar en hun ingelijfden:

tweeënzestigduizend en
   zeven honderdtallen.

27


Die naast hem legeren: de stam van Aser;

vaandrig voor de zonen van Aser is
Pagiël, zoon van Ochran.

28


Zijn strijdschaar en hun ingelijfden:

eenenveertigduizend en vijf honderdtallen.

29


De stam Naftali;

vaandrig voor de zonen van Naftali is
Achira, zoon van Enan.

30


Zijn strijdschaar en hun ingelijfden:

drieënvijftigduizend en vier honderdtallen.

31


Het geheel van die ingelijfd zijn
   bij het leger van Dan is

honderdduizend,
zevenenvijftigduizend en zes honderdtallen;
als de achterhoede breken zij op,
   in hun vendels.