1 | Dán komen uit Jeruzalem tot Jezus Farizeeërs en schriftgeleerden, en zeggen:
| |
2 | waarom overtreden uw leerlingen wat door de ouderen is doorgegeven?- want zij wassen de handen niet wanneer zij het brood eten!
| |
3 | Maar als zijn oordeel zegt hij tot hen: waarom overtreedt ook gijzelf Gods gebod door wat gij doorgeeft?-
| |
4 | want God heeft gezegd ‘eer je vader en moeder’ (Ex. 20,12; Deut. 5,16) en ‘wie vader of moeder vervloekt zal de dood sterven (Ex. 21,17; Lev. 20,9)!’
| |
5 | maar gíj zegt: wie tot vader of moeder zegt ‘wat van mijn kant zou kunnen helpen is een offergave’,
| |
6 | hoeft zijn vader of moeder daarmee niet te eren!- en zo maakt ge het woord van God ongeldig door wat gij doorgeeft;
| |
7 | oordeeloompjes, wel fraai heeft Jesaja over u geprofeteerd die zegt:
| |
8 | deze gemeente eert mij met de lippen, maar hun hart houdt zich verre van mij;
| |
9 | vergeefs eerbiedigen zij mij zolang zij onderrichtingen onderrichten die geboden van mensen zijn! (Jes. 29,13)
| |
10 | Hij roept de schare tot zich en zegt tot hen: hoort en verstaat!-
| |
11 | niet wat de mond binnenkomt ontwijdt de mens, nee, wat uit de mond voortkomt, dát ontwijdt de mens!
| |
12 | Dán komen de leerlingen tot hem en zeggen tot hem: weet u dat de Farizeeërs, toen ze dat woord hoorden, geheel en al daarover gestruikeld zijn?
| |
13 | Maar hij antwoordt en zegt: elke plant die niet is geplant door mijn hemelse Vader moet worden uitgerukt;
| |
14 | láát hen, blinden zijn het die blinden de weg wijzen; maar als een blinde een blinde de weg wijst, zullen beiden in een gat vallen!
| |
15 | Ten antwoord zegt Petrus tot hem: verklaar ons het zinnebeeld
| |
16 | Maar hij zegt: nog steeds verstaat ook gij dat niet?-
| |
17 | begrijpt ge niet dat alles wat binnentreedt in de mond uitwijkt naar de buik en er op een gemak wordt uitgeworpen?-
| |
18 | maar de dingen die voortkomen uit de mond, komen uit het hart, en die ontwijden de mens;
| |
19 | want uit het hart komen boze gedachten, moorden, trouwbreuken, hoererijen, diefstallen, valse getuigenissen, lasteringen;
| |
20 | die dingen zijn het die de mens ontwijden, maar met ongewassen handen eten verontreinigt de mens niet!
| |