Hij zegt: gaat heen, de stad in, naar die-en-die, en zegt tot hem: de leermeester zegt: mijn moment is nabij, ik houd* Letterlijk: ik doe. met mijn leerlingen het Pesach bij ú!
Dan doen de leerlingen zoals Jezus hun heeft opgedragen, en zij maken het pesach* Of: het paaslam. gereed.
20
Toen de schemering geschiedde is hij met de twaalf gaan aanliggen.
21
Terwijl zij eten, zegt hij: amen is het, zeg ik u, dat één uit u mij zal overgeven!
22
Heel bedroefd beginnen zij tot hem te zeggen, elkéén: ík ben het toch niet, heer?
23
Ten antwoord zegt hij: wie met mij de hand indoopt in de schaal, díe zal mij overgeven;
24
de mensenzoon gaat wel heen zoals over hem is geschreven, maar wee die mens door wie de mensenzoon wordt overgegeven; het zou goed voor hem zijn als hij niet geboren was, die mens!
25
Ten antwoord zegt Judas, die hem heeft overgegeven: ík ben het toch niet, rabbi? Hij zegt tot hem: jíj zegt het!
26
Terwijl zij eten neemt Jezus een brood. Na een zegenspreuk breekt hij het. Hij geeft het aan de leerlingen en zegt: neemt, eet; dit is mijn lichaam!
27
Hij neemt een drinkbeker. Na een dankzegging geeft hij die aan hen en zegt: drinkt hieruit allen;
28
want dit is mijn bloed van het verbond, dat voor velen wordt vergoten tot vergeving van zonden;
29
maar ik zeg u: ik zal van nu af niet drinken van dit voortbrengsel van de wijnstok tot op die dag wanneer ik dít nieuw met u drink in het koninkrijk van mijn Vader!
30
Ze zingen de lofpsalmen en gaan naar buiten, naar de Olijfberg.