geven ze hem wijn te drinken met gal vermengd. Als hij het proeft wil hij niet drinken.
35
Als ze hem gekruisigd hebben ‘verdelen ze zijn kleren, werpen daarover een lot’ (Ps. 22,19).
36
Zittend hebben ze hem daar in bewaring gehouden.
37
Boven zijn hoofd brengen ze op schrift de zaak tegen hem aan: dit is Jezus, de koning der Judeeërs!
38
Dán worden mét hem twee rovers gekruisigd, één ter rechterzij en één ter linker.
39
Maar de voorbijgangers hebben hem gelasterd door hun hoofden te schudden (Ps. 22,8)
40
en te zeggen: die de tempel losmaakt en in drie dagen opbouwt, red jezelf, als je een zoon van God bent, en daal af van het kruis!
41
Desgelijks hebben ook de heiligdomsoversten met de schriftgeleerden en oudsten spottend gezegd:
42
anderen heeft hij gered, hij is niet bij machte zichzelf te redden!- koning van Israël is dat; laat hij dan nu van het kruis afdalen en wij zullen in hem geloven!-
43
‘hij heeft vertrouwd op God, laat die (hem) nu ontrukken als hij hem wil’ (Ps. 22,9), want hij heeft gezegd: ik ben een zoon van God!
44
Met hetzelfde hebben ook de rovers die met hem meegekruisigd zijn hem beschimpt.
45
Maar vanaf het zesde uur geschiedt er duisternis over heel het land, tot aan het negende uur.
46
Omstreeks het negende uur schreeuwt Jezus het uit met grote stem en zegt hij: Eli, Eli, lema sabachtani?- dat is: mijn God, mijn God, waarom heb je mij verlaten (Ps. 22,2)?