Instellingen

1


Begin van de blijde aankondiging

van Jezus Christus.

2


Zoals geschreven staat

in de profeet Jesaja:
‘zie, ik zend mijn aankondiger
voor je aanschijn uit,
die je weg bereiden zal;

3


de stem van een die roept in de woestijn:

bereidt de weg van de Heer,
maakt zijn paden recht!’ (Mal. 3,1; Jes. 40,3)

4


geschiedt het dat Johannes de Doper

in de woestijn
een doop van bekering predikt
tot vergeving van zonden.

5


Tot hem is uitgelopen

heel de landstreek Judea
en de Jeruzalemmers allemaal,
en zij hebben zich door hem laten
onderdompelen in de rivier de Jordaan,
onder belijdenis van hun zonden.

6


Hij, Johannes, is geweest:

gehuld in kamelenharen
met een leren gordel om zijn lende,
en een eter van sprinkhanen en wilde honing.

7


Hij predikte en zei:

op komst is hij die sterker is dan ik,
na mij;
ik ben niet toereikend om te bukken
en de riemen van zijn onderbindsels
los te maken;

8


ik heb u gedoopt met water,

maar hij zal u dopen
met heilige Geest!

9


En het geschiedt in die dagen

dat komt: Jezus,
vanaf Nazaret in Galilea,
en dat hij zich door Johannes
laat onderdompelen in de Jordaan.

10


En meteen als hij opklimt uit het water

ziet hij de hemelen scheuren
en de Geest op hem neerdalen
als een duif.

11


En er geschiedt

een stem uit de hemelen:
‘jij bent mijn zoon, de geliefde,
in jou kreeg ik welbehagen!’ (Ps. 2,7; Jes. 42,1)

12


En meteen drijft de Geest hem uit,

de woestijn in.

13


Hij is in de woestijn geweest,

veertig dagen lang
beproefd door de satan;
hij is bij de (wilde) dieren geweest,
ook hebben de aankondig-engelen
hem bediend.

14


Nadat Johannes is overgeleverd

komt Jezus Galilea binnen,
en predikt hij de aankondiging van God.

15


Hij zegt: het momentum is vervuld,

en genaderd is het koningschap van God!-
bekeert u, en gelooft
in de aankondiging!

16


Voorttrekkend langs de zee van Galilea

ziet hij Simon en Simons broer Andreas
met een werpnet bezig in de zee,-
want zij zijn vissers geweest.

17


Jezus zegt tot hen: hierheen jullie,

mij achterna, en ik zal maken
dat ge vissers van mensen wordt!

18


Meteen laten ze de netten los

en volgen hem.

19


En een stukje verdergelopen

ziet hij Jakobus van Zebedeüs
en zijn broer Johannes,
en die zijn in de boot bezig
de netten in orde te brengen.

20


Meteen roept hij hen;

zij laten hun vader, Zebedeüs,
achter in de boot, met de huurlingen,
en gaan weg, hem achterna.

21


Zij trekken Kafarnaoem binnen;

en meteen is hij op de sabbatdagen
de samenkomst binnengekomen
en gaan onderrichten.

22


Ze zijn versteld geweest

over zijn onderricht,
want in zijn onderricht is hij geweest
als een die gezag heeft,
en niet zoals de schriftgeleerden.

23


Meteen is er in hun samenkomst

een mens geweest,
behept met een onreine geest;
die krijst

24


en zegt:

wat is er tussen ons en jou,
Jezus Nazarener!-
ben je gekomen om ons te vernietigen?-
ik wéét van jou wie je bent:
de heilige van God!

25


Jezus straft hem af en zegt:

zwijg jij, en kom uít hem!

26


De onreine geest laat hem stuiptrekken

en stemheffend met grote stem
gaat hij uit hem weg.

27


Allen zijn zó verbaasd

dat zij samen (ruzie) zoeken; ze zeggen:
wat is dit?- een nieuw onderricht,
met gezag!, en draagt hij
de onreine geesten iets op, dan
gehoorzamen ze hem!

28


En dit ongehoorde over hem

komt meteen naar buiten overal heen,
heel het ommeland van Galilea in.

29


Meteen als ze uit de samenkomst komen,

komen ze het huis van
Simon en Andreas binnen,
met Jakobus en Johannes.

30


Maar Simons schoonmoeder lag neer

in koortsvuur;
meteen spreken ze hem over haar aan.