Instellingen

12


Als ze de volgende morgen weggaan

van Betanië,
krijgt hij honger.

13


Van veraf ziet hij een vijgenboom

die bladeren heeft, en hij komt (ernaartoe)
of hij misschien iets aan haar kan vinden,
en als hij bij haar komt
vindt hij niets dan bladeren;
want het is niet het moment
voor vijgen geweest.

14


Als zijn oordeel zegt hij tot haar:

moge tot in der eeuwigheid nooit meer
iemand een vrucht van jou eten!
Zijn leerlingen hebben dat gehoord.

15


Ze komen Jeruzalem binnen.

En als hij het heiligdom binnenkomt
begint hij met het uitwerpen van
wie in het heiligdom kopen en verkopen;
de tafels van de wisselaars
en de stoelen van wie de duiven verkopen
keert hij om,

16


en hij laat niet toe

dat iemand gereedschap
door het heiligdom draagt.

17


Hij heeft daarover onderricht gegeven

en tot hen gezegd:
is er niet geschreven
‘mijn huis zal tot huis van gebed
worden geroepen voor alle volken’ (Jes. 56,7)?-
maar wat júllie ervan hebben gemaakt
is ‘een rovershol’ (Jer. 7,11)!

18


Dat horen de heiligdomsoversten en de

schriftgeleerden,
en ze zijn ernaar gaan zoeken
hoe ze hem kunnen ombrengen;
want ze zijn hem gaan vrezen,
want heel de schare is ontsteld geweest
over zijn onderricht.

19


Toen de schemering aanbrak

zijn ze weggetrokken, de stad uit.

20


Als ze in de vroegte er voorbijtrekken

zien ze de vijgenboom
vanuit de wortels verdord.

21


Petrus, het voorval indachtig,

zegt tot hem: rabbi, zie eens,
de vijgenboom die je hebt vervloekt is verdord!