Instellingen

1


Als de sabbat afloopt,

kopen Maria Magdalena,
Maria van Jakobus, en Salome,
balsems
en komen hem zalven.

2


Zeer vroeg op de eerste van de week

komen zij aan bij de gedenkplaats,
bij het opgaan van de zon.

3


Ze hebben tot elkaar gezegd:

wie zal voor ons de steen wegwentelen
van de poort van de gedenkplaats?-

4


en nu ze opkijken

aanschouwen ze dat hij is weggewenteld,
de steen,-
hoewel hij heel groot is geweest (Gen. 29,2).

5


Als ze de gedenkplaats binnenkomen

zien ze aan de rechterkant
een jongeman zitten,
met een witte mantel omgeworpen,
en ze zijn stomverbaasd.

6


Maar hij zegt tot hen:

niet zo verbaasd!-
ge zoekt Jezus, de Nazarener,
die gekruisigd is?-
hij is opgewekt, hij is niet hier;
zie, dit is de plaats
waar ze hem hebben gelegd;

7


nee, gaat heen, zegt aan zijn leerlingen

en aan Petrus
dat hij u voorgaat naar Galilea;
daar zult ge hem zien,
zoals hij u heeft gezegd!

8


Naar buiten gekomen

vluchten ze weg van de gedenkplaats,-
want siddering en ontzetting* Of (letterlijk naar het Grieks): extase.
heeft hen bevangen;
en ze zeggen aan niemand iets,
want ze zijn gaan vrezen.

9


Nadat hij vroeg op de eerste van de week

is opgestaan
verschijnt hij het eerst aan Maria Magdalena,
bij wie hij zeven demonieën
heeft uitgeworpen.

10


Voortvarend verkondigt zíj het

aan wie met hem zijn geweest
en (nu) rouwen en wenen;

11


als ook zíj horen dat hij leeft

en door haar is aanschouwd,
geloven zij het niet.

12


Daarna verschijnt hij

aan twee van hen terwijl zij wandelen,
in een andere gedaante,
terwijl zij op weg zijn naar een akker;

13


ook die komen terug

en verkondigen het aan de overigen;
en ook hén geloven ze niet.

14


Maar later verschijnt hij,

terwijl zij aanliggen, aan de elf,
en hekelt hun ongeloof en hardhartigheid
omdat zij hen die hem hebben aanschouwd
als opgewekte
niet geloven.

15


Dan zegt hij tot hen:

trekt uit tot heel de wereld
en predikt de evangelieverkondiging
aan heel de schepping:

16


wie zal geloven en zich laat dopen

zal worden gered,
maar wie niet gelooft
zal worden veroordeeld;

17


maar déze tekenen

zullen hen die geloven volgen:
in mijn naam zullen zij demonieën uitwerpen,
in nieuwe talen spreken;

18


slangen zullen ze optillen

en zelfs als ze iets dodelijks drinken
zal het hen geenszins schaden;
zieken zullen zij handen opleggen
en die zullen het goed hebben!

19


Nadat hij dit tot hen gesproken heeft

wordt de Heer Jezus dan
‘opgenomen in de hemel’ (2 Kon. 2,11)
en ‘zet hij zich ter rechterhand van God’

(Ps. 110,1).

20

Maar zíj, zij trekken uit
en prediken overal,
terwijl de Heer met hen meewerkt
en het woord bekrachtigt
door de tekenen die erop volgen.