Hij zegt tot hen: hierheen, jullie zelf in afzondering, naar een plek in de woestijn, en rúst wat! Want die kwamen en gingen zijn met velen geweest, en zij hebben geen goed moment gehad om te eten.
32
Met de boot trekken ze weg naar een plek in de woestijn, in afzondering.
33
Velen zien hen weggaan en herkennen (hen), en te voet snellen ze vanuit alle steden daarheen samen en komen eerder aan dan zij.
34
Als hij (de boot) uitkomt ziet hij een veelkoppige schare; hij raakt diep bewogen over hen, omdat zij zijn geweest ‘als schapen die geen herder hebben’ (Num. 27,17), en hij begint hen te onderrichten, in vele dingen.