21 | Dit eigen uur jubelt hij het uit, door de heilige geestesadem, en zegt: ik belijd van u, Vader, Heer van de hemel en de aarde, dat gij dit hebt verborgen voor wijzen en verstandigen en hebt onthuld aan onmondigen; ja, Vader, dat zó welbehagen is geschied ten overstaan van u!-
| |
22 | alles wordt mij in handen gegeven door mijn Vader; en niemand herkent wie de Zoon is,- alleen de Vader; en wie de Vader is,- alleen de Zoon én elk aan wie de Zoon het wil onthullen!
| |
23 | En zich kerend tot de leerlingen apart, zegt hij: zalig de ogen die aankijken wat gij aankijkt;
| |
24 | want ik zeg u dat vele profeten en koningen hebben gewild te zien wat gíj aankijkt, en hebben het niet gezien, en te horen wat gij hoort en hebben het niet gehoord!
| |
25 | En zie, zomaar een wetgeleerde staat op om hem op de proef te stellen, en zegt: leermeester, wat doende zal ik eeuwig leven beërven?
| |
26 | Maar hij zegt tot hem: in de Wet,- wat is daar geschreven, hoe lees je dat?
| |
27 | Maar ten antwoord zegt hij: ‘liefhebben zul je de Heer je God, vanuit heel je hart, met heel je ziel, met al je kracht’ (Deut. 6,5) en met heel je verstand, en: ‘je naaste aan jou gelijk’ (Lev. 19,18)!
| |
28 | Maar hij zegt tot hem: je hebt juist geantwoord!- doe dit en je zult leven!
| |
29 | Maar hij wil zich rechtvaardigen en zegt tot Jezus: en wie ís mijn naaste?
| |
30 | Jezus herneemt en zegt: zomaar een mens is gaan afdalen van Jeruzalem naar Jericho; hij valt aan rovers toe,- die hem uitkleden, slagen toevoegen, en als ze weggaan halfdood achterlaten.
| |
31 | Maar bij geval is zomaar een heiligdomsdienaar af gaan dalen over die weg; als hij hem ziet gaat hij aan de overkant voorbij.
| |
32 | Maar evenzo gaat ook een Leviet die langs die plek komt als hij hem ziet aan de overkant voorbij.
| |
33 | Maar zomaar een Samaritaan die onderweg is,- als hij langs hem komt en hem ziet wordt hij inwendig bewogen;
| |
34 | hij komt op hem toe, verbindt zijn wonden,- giet er olie en wijn op, tilt hem op zijn eigen rijdier, brengt hem naar een herberg en zorgt voor hem.
| |
35 | Tegen de morgen haalt hij twee dinars tevoorschijn, geeft ze aan de herbergier en zegt: zorg voor hem, en wat je meer zult besteden zal ík aan je teruggeven als ik terugkom!
| |
36 | Wie van deze drie is, denk je, de naaste geworden van hem die aan de rovers toevalt?
| |
37 | Maar hij zegt: die hem de ontferming heeft betoond! Jezus zegt tot hem: ga voort en doe jíj evenzo!
| |