Hij is bezig geweest een demonie uit te werpen; en dat is er een van doofstomheid geweest; maar het geschiedt: als de demonie naar buiten komt práát de stomme,- tot verwondering van de scharen.
Maar zomaar-sommigen uit hen zeggen: in eenheid met Beëlzeboel, de overste van de demonieën, werpt hij de demonieën uit!
16
Maar anderen hebben, om hem op de proef te stellen, bij hem om een teken uit de hemel gezocht.
17
Maar hij wéét wat hun overwegingen zijn en zegt tot hen: elk koninkrijk dat tegen zichzelf verdeeld is wordt een woestenij en een huis valt op een huis;
18
maar als ook de satan tegen zichzelf verdeeld raakt, hoe zal diens koninkrijk dan staande worden gehouden?- omdat ge zegt dat ik in eenheid met Beëlzeboel de demonieën uitwerp!-
19
maar als ík in eenheid met Beëlzeboel de demonieën uitwerp,- uw zonen, één met wie werpen zíj ze uit?- daarom zullen zíj uw oordelaars zijn!-
20
maar als ik één met de vinger Gods de demonieën uitwerp, dan is bij u het koningschap van God verschenen;
21
wanneer wie sterk is welbewapend zijn eigen hof bewaakt, is wat hem behoort in vrede;
22
maar wanneer er iemand sterker dan hij aankomt en hem overwint, neemt die hem de wapenrusting af waarop hij vertrouwde, en wat hij op hem heeft buitgemaakt geeft hij weg;
23
wie niet mét mij is, is tegen mij, en wie niet met mij samenbrengt verstrooit;
24
wanneer de onreine geest uitgaat van de mens, gaat hij door oorden zonder water en zoekt rust; en als hij die niet vindt, zegt hij: ik zal terugkeren naar mijn huis waar ik ben uitgegaan!-
25
bij aankomst vindt hij het geveegd en versierd;
26
dan trekt hij eropuit en neemt er andere geesten bij, boosaardiger dan hijzelf, een zevental; die komen er binnen en houden er huis; dan worden de laatste dingen van die mens erger dan de eerste!