Instellingen

14


Hij is bezig geweest een demonie

uit te werpen;
en dat is er een van doofstomheid geweest;
maar het geschiedt:
als de demonie naar buiten komt
práát de stomme,-
tot verwondering van de scharen.

15


Maar zomaar-sommigen uit hen zeggen:

in eenheid met Beëlzeboel,
de overste van de demonieën,
werpt hij de demonieën uit!

16


Maar anderen hebben,

om hem op de proef te stellen,
bij hem om een teken uit de hemel
gezocht.

17


Maar hij wéét wat hun overwegingen zijn

en zegt tot hen:
elk koninkrijk dat tegen zichzelf verdeeld is
wordt een woestenij
en een huis valt op een huis;

18


maar als ook de satan

tegen zichzelf verdeeld raakt,
hoe zal diens koninkrijk
dan staande worden gehouden?-
omdat ge zegt
dat ik in eenheid met Beëlzeboel
de demonieën uitwerp!-

19


maar als ík in eenheid met Beëlzeboel

de demonieën uitwerp,-
uw zonen, één met wie werpen zíj ze uit?-
daarom zullen zíj uw oordelaars zijn!-

20


maar als ik één met de vinger Gods

de demonieën uitwerp,
dan is bij u
het koningschap van God verschenen;

21


wanneer wie sterk is

welbewapend zijn eigen hof bewaakt,
is wat hem behoort in vrede;

22


maar wanneer er iemand sterker dan hij

aankomt en hem overwint,
neemt die hem de wapenrusting af
waarop hij vertrouwde,
en wat hij op hem heeft buitgemaakt
geeft hij weg;

23


wie niet mét mij is, is tegen mij,

en wie niet met mij samenbrengt verstrooit;

24


wanneer de onreine geest

uitgaat van de mens,
gaat hij door oorden zonder water
en zoekt rust;
en als hij die niet vindt, zegt hij:
ik zal terugkeren naar mijn huis
waar ik ben uitgegaan!-

25


bij aankomst vindt hij het

geveegd en versierd;

26


dan trekt hij eropuit en neemt er

andere geesten bij,
boosaardiger dan hijzelf, een zevental;
die komen er binnen en houden er huis;
dan worden de laatste dingen
van die mens erger dan de eerste!