14 | Hij is bezig geweest een demonie uit te werpen; en dat is er een van doofstomheid geweest; maar het geschiedt: als de demonie naar buiten komt práát de stomme,- tot verwondering van de scharen.
| |
15 | Maar zomaar-sommigen uit hen zeggen: in eenheid met Beëlzeboel, de overste van de demonieën, werpt hij de demonieën uit!
| |
16 | Maar anderen hebben, om hem op de proef te stellen, bij hem om een teken uit de hemel gezocht.
| |
17 | Maar hij wéét wat hun overwegingen zijn en zegt tot hen: elk koninkrijk dat tegen zichzelf verdeeld is wordt een woestenij en een huis valt op een huis;
| |
18 | maar als ook de satan tegen zichzelf verdeeld raakt, hoe zal diens koninkrijk dan staande worden gehouden?- omdat ge zegt dat ik in eenheid met Beëlzeboel de demonieën uitwerp!-
| |
19 | maar als ík in eenheid met Beëlzeboel de demonieën uitwerp,- uw zonen, één met wie werpen zíj ze uit?- daarom zullen zíj uw oordelaars zijn!-
| |
20 | maar als ik één met de vinger Gods de demonieën uitwerp, dan is bij u het koningschap van God verschenen;
| |
21 | wanneer wie sterk is welbewapend zijn eigen hof bewaakt, is wat hem behoort in vrede;
| |
22 | maar wanneer er iemand sterker dan hij aankomt en hem overwint, neemt die hem de wapenrusting af waarop hij vertrouwde, en wat hij op hem heeft buitgemaakt geeft hij weg;
| |
23 | wie niet mét mij is, is tegen mij, en wie niet met mij samenbrengt verstrooit;
| |
24 | wanneer de onreine geest uitgaat van de mens, gaat hij door oorden zonder water en zoekt rust; en als hij die niet vindt, zegt hij: ik zal terugkeren naar mijn huis waar ik ben uitgegaan!-
| |
25 | bij aankomst vindt hij het geveegd en versierd;
| |
26 | dan trekt hij eropuit en neemt er andere geesten bij, boosaardiger dan hijzelf, een zevental; die komen er binnen en houden er huis; dan worden de laatste dingen van die mens erger dan de eerste!
| |
27 | Maar het geschiedt als hij deze dingen zegt dat zomaar een vrouw uit de schare haar stem verheft en tot hem zegt: zalig de schoot die jou heeft getorst en de borsten waaraan jij hebt gezogen!
| |
28 | Maar hij zegt: jazeker, zalig die het woord van God horen en erover waken!
| |