Maar terwijl hij (zo) spreekt
vraagt een Farizeeër hem
of hij bij hem de maaltijd wil houden.
Maar hij komt binnen
en valt op een hoge plaats neer.

Maar de Farizeeër ziet dat en is verwonderd
dat hij niet eerst, vóór de maaltijd,
zich wast.^* Letterlijk: zich doopt, of: zich laat dompelen.

Maar de Heer zegt tot hem:
en nu júllie, Farizeeërs!-
de buitenkant van drinkbeker en schotel
reinigt ge, maar uw binnenkant
loopt over van graaierij en boosaardigheid;

stukken onverstand,
hij die de buitenkant maakte,
heeft hij niet ook de binnenkant gemaakt?-

evenwel, geeft wat erin zit weg
als ontferming,
en zie, alles is rein voor u!-

echter, wee u, de Farizeeërs!,
omdat ge tienden afstaat
van de kruizemunt, de wijnruit en álle kruid,
en voorbijgaat aan het oordeel
en de liefde van God!-
men moest het ene doen
en het andere niet nalaten!-

wee u, de Farizeeërs,
omdat ge de vooraanzitting
in de samenkomsten liefhebt,
en ook de begroetingen op de markten;

wee u, omdat ge zijt
als de graven die onzichtbaar zijn:
de mensen die daarboven wandelen
weten het niet!

Maar ten antwoord zegt
zomaar één van de wetgeleerden tot hem:
leermeester, als je dat zegt
beledig je ook óns!

Maar hij zegt:
ook voor u, de wetgeleerden: wee!,
omdat ge de mensen belast
met ondragelijke lasten
en zelf die lasten
met geen van uw vingers aanraakt!-

wee u, omdat ge de grafmonumenten
van de profeten bouwt
terwijl uw vaderen hen hebben gedood!-

dus zijt gij getuigen
en hebt ge mede welbehagen
in de werken van uw vaderen,
omdat zíj hen wel hebben gedood
maar gíj daarop bouwt!-

daarom zegt ook de wijsheid van God:
zenden zal ik tot hen profeten en afgezanten,
en uit hen zullen ze er doden en vervolgen,-

zodat bij déze generatie
zal worden teruggezocht
het bloed van alle profeten
dat vanaf de grondlegging der wereld
is vergoten,

van het bloed van Abel
tot aan het bloed van Zacharias
die is omgebracht
tussen de offerplaats en het Huis;
ja, ik zeg u: het zal worden teruggezocht
bij deze generatie!-

wee u, de wetgeleerden,
omdat ge de sleutel der (Gods)kennis
weghaalt;
zelf komt ge niet binnen,
en wie binnen willen komen
verhindert ge het!

Als hij daarvandaan naar buiten komt,
beginnen de schriftgeleerden en de Farizeeërs
hem verschrikkelijk te beschuldigen
en hem over vele dingen
de mond open te breken,

in hinderlagen, om hem te verstrikken
in iets uit zijn mond.