Maar hij zegt tot hem: mens, wie heeft mij over u aangesteld als oordelaar of verdeler?
15
Maar dan zegt hij tot hen: ziet toe en waakt voor alle veelhebberij, want ook als iemand overvloed heeft is zijn leven niet een van de dingen die hem toebehoren!
16
Maar hij zegt een zinnebeeld tot hen; hij zegt: van zomaar een mens, een rijke, bracht het gebied goed op;
17
hij is bij zichzelf gaan overleggen en zegt: wat zal ik doen?, omdat ik geen plek heb waar ik mijn vruchten samenbrengen kan!-
18
hij zegt: dít ga ik doen: ik breek mijn voorraadschuren af en zal grotere bouwen; daarin zal ik samenbrengen al mijn graan en goederen,
19
en ik zal zeggen tot mijn ziel: ziel, je hebt vele goederen liggen, voor vele jaren; rust uit, eet, drink en wees vrolijk!-
20
maar dan zegt God tot hem: stuk onverstand!, deze nacht nog zullen ze je ziel van je afeisen; wat je hebt klaargemaakt, voor wie zal het zijn?-
21
zó gaat het met wie schatten vergaart voor zichzelf en niet rijk is in God!