Instellingen

13


Maar dan zegt zomaar iemand uit de schare

tot hem:
leermeester, zeg tot mijn broer
dat hij het erfgoed met mij deelt!

14


Maar hij zegt tot hem: mens,

wie heeft mij over u aangesteld
als oordelaar of verdeler?

15


Maar dan zegt hij tot hen:

ziet toe en waakt voor alle veelhebberij,
want ook als iemand overvloed heeft
is zijn leven niet een van de dingen
die hem toebehoren!

16


Maar hij zegt een zinnebeeld

tot hen; hij zegt:
van zomaar een mens, een rijke,
bracht het gebied goed op;

17


hij is bij zichzelf gaan overleggen

en zegt: wat zal ik doen?,
omdat ik geen plek heb
waar ik mijn vruchten samenbrengen kan!-

18


hij zegt: dít ga ik doen:

ik breek mijn voorraadschuren af
en zal grotere bouwen;
daarin zal ik samenbrengen
al mijn graan en goederen,

19


en ik zal zeggen tot mijn ziel:

ziel, je hebt vele goederen liggen,
voor vele jaren;
rust uit, eet, drink en wees vrolijk!-

20


maar dan zegt God tot hem:

stuk onverstand!, deze nacht nog
zullen ze je ziel van je afeisen;
wat je hebt klaargemaakt,
voor wie zal het zijn?-

21


zó gaat het met

wie schatten vergaart voor zichzelf
en niet rijk is in God!