Instellingen

1


Het geschiedt

als hij komt in het huis
van zomaar een van de oversten der Farizeeërs,
op sabbat, om het brood te eten,
dat zij hem zijn gaan beloeren.

2


En zie, zomaar een mens, een waterzuchtige,

is daar vóór hem geweest;

3


ten antwoord zegt Jezus

tot de wetgeleerden en Farizeeërs,-
hij zegt: is het geoorloofd, op sabbat genezen?-
of niet?

4


Maar zij blijven stil.

Hij neemt hem vast en heelt hem,
dan laat hij hem los.

5


Hij zegt tot hen:

als bij zomaar iemand van u een zoon of een os
in een put valt,
zal hij hem niet onmiddellijk omhoogtrekken,
op de dag van de sabbat?

6


En zij zijn niet sterk genoeg

om op deze dingen te antwoorden.

7


Maar hij heeft tot de geroepenen

een zinnebeeld gezegd,
opmerkend
hoe zij de voorste aanligplaatsen verkozen,
zeggend tot hen:

8


wanneer je door zomaar iemand

naar een bruiloft wordt geroepen,
ga dan niet neerliggen
op de voorste aanligplaatsen,-
opdat er niet een voornamer dan jij
door hem is geroepen,

9


en bij zijn komst hij die ook jou riep

tot jou zal zeggen
geef een plaats aan hém!,
en jij dán eraan moet beginnen
in schaamrood
de laatste plaats te bezetten!-

10


nee, wanneer je geroepen bent,

val dan, als je erheen gaat,
neer op de laatste plaats,
want dan zal hij die je geroepen heeft
wanneer hij aankomt tot jou zeggen:
vriend, wil opklimmen!- hogerop!-
dán zal er voor jou glorie zijn
voor het aanschijn van allen die
mét jou aanliggen,

11


omdat al wie zichzelf verhoogt

zal worden vernederd
en wie zichzelf vernedert
zal worden verhoogd!

12


Maar hij heeft ook gezegd

tot wie hem had geroepen:
wanneer je een middag-
of avondmaaltijd aanricht,
vraag dan niet je vrienden, broers,
naastgeborenen en buren die rijk zijn,
opdat niet ook zij op hun beurt jou roepen
en aan jou een teruggave geschiedt;

13


nee, wanneer je een gastmaal aanricht,

roep dan armen, kreupelen,
lammen, blinden;

14


en zalig zul je zijn,

omdat zij niets hebben
om aan jou terug te geven:
het zal immers teruggegeven worden
in de opstanding der rechtvaardigen!

15


Maar als zomaar iemand

van wie mee-aanliggen
deze dingen hoort, zegt hij:
zalig al wie het brood zal eten
in het koninkrijk van God!

16


Maar hij zegt tot hem:

zomaar een mens
heeft een grote avondmaaltijd aangericht;
hij roept er vélen

17


en op het uur van de avondmaaltijd

zendt hij zijn dienaar uit
om tot de geroepenen te zeggen:
komt, omdat het reeds gereed is!-

18


dan beginnen zij eenparig

zich allen te verontschuldigen;
de eerste zegt tot hem:
ik heb een akker gekocht en ik moet
nodig er op uit gaan om die te bezien
ik vraag je: houd mij voor verontschuldigd!-

19


een ander zegt:

ik heb vijf spannen ossen gekocht
en ik vertrek om die te keuren;
ik vraag je: houd mij voor verontschuldigd!-

20


een ander zegt:

ik heb een vrouw getrouwd
en daardoor ben ik niet bij machte te komen!-

21


als de dienaar aanlandt

doet hij zijn heer van deze dingen kond;
dán zegt de huiseigenaar woedend
tot zijn dienaar: ga met haast uit
naar de pleinen en straten van de stad,-
en de armen, kreupelen, blinden en lammen,
leid die hier binnen!-

22


als de dienaar zegt:

heer, geschied is wat je opdroeg
en nóg is er plaats!,

23


zegt de heer tot de dienaar:

ga uit naar de wegen en stegen
en dwing ze om binnen te komen,
opdat mijn huis vol wordt!-

24


want ik zeg u:

niemand van die mannen die geroepen waren
zal van mijn avondmaaltijd proeven!

25


Maar: talrijke scharen

zijn met hem meegetrokken;
hij keert zich om en zegt tot hen:

26


als iemand tot mij komt

en niet zijn vader, moeder,
vrouw, kinderen, broers, zussen,
ja, zelfs ook zijn eigen lijf-en-leven
haat,
kan hij geen leerling van mij wezen!-

27


al wie niet zijn eigen kruis draagt

en mij achterna komt,
is niet bij machte om leerling van mij te wezen;

28


want zomaar een uit u die

een toren wil bouwen,
zal hij niet eerst gaan zitten
en de besteding berekenen,-
of hij genoeg heeft ter afwerking?-

29


opdat niet

wanneer hij een fundament legt
en niet in staat is hem te voltooien,
allen die dat aanschouwen
zullen beginnen hem te bespotten

30


en zeggen: deze mens begon te bouwen

en was niet in staat hem te voltooien!-