als iemand tot mij komt en niet zijn vader, moeder, vrouw, kinderen, broers, zussen, ja, zelfs ook zijn eigen lijf-en-leven haat, kan hij geen leerling van mij wezen!-
27
al wie niet zijn eigen kruis draagt en mij achterna komt, is niet bij machte om leerling van mij te wezen;
28
want zomaar een uit u die een toren wil bouwen, zal hij niet eerst gaan zitten en de besteding berekenen,- of hij genoeg heeft ter afwerking?-
29
opdat niet wanneer hij een fundament legt en niet in staat is hem te voltooien, allen die dat aanschouwen zullen beginnen hem te bespotten
30
en zeggen: deze mens begon te bouwen en was niet in staat hem te voltooien!-
31
of zomaar een koning die vertrekt om met een andere koning samen te treffen voor een oorlog, zal hij niet eerst gaan zitten en zich beraden of hij bij machte is met tien duizendtallen hem te ontmoeten die met twintig duizendtallen op hem afkomt?-
32
maar zo niet, dan zal hij als hij nog ver weg is een afvaardiging uitzenden en vragen naar wat tot vrede leidt;
33
welnu, zo geldt voor een ieder van u: wie niet afscheid neemt van al wat hemzelf toebehoort is niet bij machte mijn leerling te wezen!-
34
welnu, kostelijk is het zout, maar als zelfs zout flauw wordt, waarmee moet er dan afgewerkt worden?-