Instellingen

1


Maar die tot hem naderden

om naar hem te horen, dat zijn
al de tollenaars en zondaars geweest;

2


gegromd hebben

de Farizeeërs en de schriftgeleerden,
zeggend:
hij verwelkomt zondaars en eet met hen!

3


Maar dan zegt hij tot hen dit zinnebeeld;

hij zegt:

4


zomaar een mens uit u

die honderd schapen heeft
en er uit hen één verliest,
zal hij niet de negenennegentig
achterlaten in de woestijn
en naar het verlorene trekken
tot hij het vindt?

5


En als hij het vindt

legt hij het op zijn schouders
en is hij verheugd;

6


als hij in het huis komt

roept hij de vrienden en de buren bijeen
en zegt tot hen:
weest mét mij verheugd,
omdat ik mijn schaap gevonden heb
dat verloren was!-

7


ik zeg u:

zo zal er in de hemel méér vreugde zijn
over één zondaar die omkeert
dan over negenennegentig rechtvaardigen
die geen omkeer nodig hebben!-

8


of welke vrouw die tien drachmen heeft,

grijpt niet, als ze één drachme verliest,
een lamp, veegt het huis
en zoekt naarstig totdat zij vindt?-

9


en als zij vindt

roept zij de vriendinnen en buurvrouwen bijeen
en zegt:
weest mét mij verheugd,
omdat ik de drachme heb gevonden
die ik had verloren!-

10


zó, zeg ik u,

geschiedt er vreugde
voor het aanschijn van Gods engelen* Letterlijk: aankondigers (elders: aankondig-engelen).
over één zondaar die omkeert!