gegromd hebben de Farizeeërs en de schriftgeleerden, zeggend: hij verwelkomt zondaars en eet met hen!
3
Maar dan zegt hij tot hen dit zinnebeeld; hij zegt:
4
zomaar een mens uit u die honderd schapen heeft en er uit hen één verliest, zal hij niet de negenennegentig achterlaten in de woestijn en naar het verlorene trekken tot hij het vindt?
5
En als hij het vindt legt hij het op zijn schouders en is hij verheugd;
6
als hij in het huis komt roept hij de vrienden en de buren bijeen en zegt tot hen: weest mét mij verheugd, omdat ik mijn schaap gevonden heb dat verloren was!-
7
ik zeg u: zo zal er in de hemel méér vreugde zijn over één zondaar die omkeert dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen omkeer nodig hebben!-
8
of welke vrouw die tien drachmen heeft, grijpt niet, als ze één drachme verliest, een lamp, veegt het huis en zoekt naarstig totdat zij vindt?-
9
en als zij vindt roept zij de vriendinnen en buurvrouwen bijeen en zegt: weest mét mij verheugd, omdat ik de drachme heb gevonden die ik had verloren!-
10
zó, zeg ik u, geschiedt er vreugde voor het aanschijn van Gods engelen* Letterlijk: aankondigers (elders: aankondig-engelen). over één zondaar die omkeert!
11
Maar hij zegt: zomaar een mens heeft twee zonen gekregen;
12
en de jongste van hen zegt tot de vader: vader, geef mij van het vermogen het deel dat mij toegewezen wordt!- en hij heeft onder hen de leeftocht verdeeld.
13
Niet vele dagen daarna brengt de jongste zoon alles bijeen en gaat op reis naar een gebied ver weg; daar verkwist hij al het zijne in een reddeloos leven.
14
Maar als hij alles er heeft doorgebracht geschiedt er een hevige hongersnood over die streek, en hij begint gebrek te lijden.
15
Hij trekt erop uit en voegt zich bij een van de stedelingen van het gebied, en die stuurt hem naar zijn akkers om zwijnen te hoeden;