Instellingen

20


Opgestaan komt hij aan bij zijn vader;

als hij zich nog ver weg ophoudt
ziet zijn vader hem
en wordt hij innerlijk bewogen:
hij snelt toe, valt hem om de hals
en kust hem.

21


Maar zijn zoon zegt tot hem:

vader, ik heb gezondigd tegen de hemel
en voor jouw aanschijn,
ik ben niet meer waard
als zoon van jou aangeroepen te worden!

22


Maar de vader zegt tot zijn dienaars:

brengt haastig de eerste mantel
en bekleedt hem!-
geeft hem een vingerring aan de hand
en schoenen aan de voeten;

23


brengt het gemeste kalf, slacht het

en laten we eten en feestvieren,

24


omdat deze zoon van mij

dood is geweest en herleeft,
verloren was en werd gevonden!
En zij beginnen feest te vieren.