Instellingen

1


Maar hij zegt tot zijn leerlingen:

het is onaannemelijk
dat de struikelblokken niet komen,
maar wee hem door wie ze komen!-

2


hij is beter af

als er een molensteen om zijn nek hangt
en hij de zee in wordt gesmeten
dan dat hij voor zomaar één van deze kleinen
een struikelblok legt!-

3


hoedt u voor uzelf;

als je broeder zondigt, berisp hem,
en als hij dan berouw toont, vergeef hem;

4


zelfs als hij zevenmaal daags tegen je zondigt

en zevenmaal bij je terugkomt en zegt
‘ik heb berouw’, vergeef hem.

5


De apostelen zeggen tot de Heer:

geef ons méér geloof!

6


Maar de Heer zegt:

als ge een geloof hebt als een mosterdzaadje,-
ge zoudt tot deze moerbeivijgenboom zeggen:
word ontworteld en wees geplant in de zee!,-
en hij zou u gehoorzamen!-

7


maar wie uit u heeft een dienaar

als ploeger of herder
en zal als hij binnenkomt van de akker
tot hem zeggen
‘kom er meteen bij en val aan!’?-

8


welnee, hij zal tot hem zeggen:

bereid iets, dat ik maaltijd kan houden,
omgord je en bedien mij
tot ik heb gegeten en gedronken;
daarna mag jij eten en drinken!-

9


en dan hoeft hij

de dienaar niet dankbaar te zijn
dat die dóet wat hem wordt opgedragen;

10


zo ook gij:

wanneer ge doet al wat u wordt opgedragen,
zegt dan: wij zijn doodgewone dienaars* Letterlijke vertalingen als ‘onnutte’ etc. wekken hier verkeerde suggesties. O.i. wordt bedoeld: wij zijn mensen zonder speciale belangrijkheid, dienaars die van harte doen wat ze moeten doen.,
wat we moesten doen hebben we gedaan!

11


Het geschiedt

tijdens het optrekken naar Jeruzalem
dat hij komt door het
midden van Samaria en Galilea;

12


als hij zomaar een dorp binnenkomt

treden tien mannen, huidvraatlijders,
hem tegemoet,
die van verre blijven staan;

13


zij verheffen hun stem en zeggen:

Jezus, meester, ontferm je over ons!

14


Hij ziet hen aan en zegt tot hen:

trekt op en toont uzelf
aan de heiligdomsdienaars (Lev. 13,49; 14,2-3)!
En het geschiedt als zij gáán
dat zij worden gereinigd.

15


Maar: één van hen ziet dat hij is geheeld

en keert terug,
met grote stem God verheerlijkend;

16


hij valt op het aanschijn neer

voor zijn voeten, hem dankende;
en híj is een Samaritaan geweest!

17


Maar ten antwoord zegt Jezus:

werden niet de tien gereinigd?-
de negen, waar zijn die?-

18


zijn er geen te vinden

die terugkeren en God verheerlijken
behalve deze eldersgeborene?

19


En hij zegt tot hem: sta op en trek verder,-

je geloof heeft je gered!

20


Maar gevraagd door de Farizeeërs

wanneer het koningschap van God komt
geeft hij hun antwoord en zegt:
het koninkrijk van God komt niet
waarneembaar

21


en ze zullen níet zeggen:

zie, hier!, of: daar!,
want zie, het koninkrijk Gods
is in uw midden!

22


Maar hij zegt tot de leerlingen:

er zullen dagen komen dat ge begeert
één van de dagen van de mensenzoon
te zien
en ge zult die niet zien;

23


ze zullen u zeggen:

zie, dáár!, zie: hier!-
gaat er niet voor weg
en jaagt er niet achteraan;

24


want zoals de bliksemflits

bliksemt van het een onder de hemel
en straalt tot aan het ander
onder de hemel,
zó zal de mensenzoon er zijn op zijn dag;

25


maar eerst moet hij vele dingen lijden,

en vanuit deze generatie worden versmaad;

26


zoals geschiedde in de dagen van Noach,

zó zal het ook zijn
in de dagen van de mensenzoon:

27


ze aten, dronken,

huwden en werden gehuwd
tot op de dag dat Noach in de ark kwam
en de watervloed kwam
en hij allen verloren liet gaan;

28


evenzo zoals geschiedde in de dagen van Lot:

ze aten, dronken, kochten en verkochten,
plantten aan en bouwden op,

29


maar op de dag dat Lot uit Sodom uittoog

‘regende het vuur en zwavel van de hemel’

(Gen. 19,15)

en liet dat allen verloren gaan;

30


als deze dingen zal het zijn op de dag dat

de mensenzoon wordt geopenbaard;