Instellingen

31


Maar hij neemt de twaalf terzijde

en zegt tot hen:
zie, wij klimmen op naar Jeruzalem;
voleindigd zal worden
alles wat door de profeten is geschreven
aangaande de mensenzoon;

32


want hij zal aan de volkeren* Vandaar het gezegde: ‘aan de heidenen overgeleverd worden’.

worden overgegeven;
hij zal worden bespot, beledigd en bespuwd;

33


ze zullen hem geselen en ter dood brengen;

ten derden dage zal hij opstaan!

34


En zíj begrijpen niets van deze dingen:

dit woord is voor hen verborgen geweest,
de dingen die gezegd werden hebben ze niet herkend.

35


Maar het geschiedt

als hij Jericho nadert:
zomaar een blinde
heeft langs de weg zitten bedelen.

36


Maar horend dat een schare voorbijtrok

heeft hij gevraagd wat dat was.

37


Maar ze doen hem ervan kond

dat Jezus de Nazoreeër langskomt.

38


Loeiend zegt hij:

Jezus, zoon van David, ontferm je over mij!

39


En de voorbijgangers* Of: zij die vooropliepen.

hebben hem bestraft:
dat hij moest zwijgen;
maar híj heeft des te meer geschreeuwd:
zoon van David, ontferm je over mij!

40


Maar Jezus blijft staan

en beveelt
dat hij tot hem gebracht moet worden.
Als hij naderbij komt vraagt hij hem:

41


wát wil je dat ik aan je zal doen?

En hij zegt: heer,- dat ik kan kijken!

42


Jezus zegt tot hem: kijk dan!-

je geloof heeft je gered!

43


En terstond kijkt hij!

Hij is hem gevolgd, God verheerlijkend.
Heel de gemeenschap ziet het
en geeft lof aan God.