Instellingen

27


Maar er komen enkelen

van de Sadduceeërs tot hem,
die tegenspreken dat er een opstanding is;
ze stellen hem een vraag en zeggen:
leermeester, Mozes heeft ons voorgeschreven,

28


als van iemand een broer sterft

-en die had een vrouw maar
is kinderloos gebleven-
dat zijn broer de vrouw moet nemen
en een nazaat* Letterlijk: zaad. moet doen opstaan
voor zijn broer (Deut. 25,56);

29


nu zijn er zeven broers geweest;

de eerste neemt een vrouw
en sterft kinderloos;

30


dan neemt de tweede haar,

31


de derde,-

ja, zo laten ze alle zeven
haar geen kinderen na
als ze sterven;

32


als laatste sterft ook de vrouw;

33


die vrouw nu,- bij de opstanding,

van wie van hen wordt zij de vrouw?-
alle zeven immers
hebben ze haar als vrouw gehad!

34


Dan zegt Jezus tot hen:

de zonen-en-dochters van deze wereldtijd
huwen en worden gehuwd,

35


maar wie verwaardigd worden deel te krijgen

aan díe wereldtijd
en aan de opstanding uit de doden
zullen niet huwen en niet worden gehuwd;

36


want zij zijn niet meer bij machte om te sterven,

want zij zijn engelen gelijk;
ze zijn ‘zonen-en-dochters van God’ (Deut. 14,1),
nu ze zonen-en-dochters
van de opstanding zijn!-

37


maar dat de doden worden opgewekt

duidt ook Mozes aan bij de doornstruik,
als hij van de Heer zegt
‘de God van Abraham, de God van Isaak
en de God van Jakob’ (Ex. 3,6):

38


maar hij is geen God van doden

nee, van levenden,
want voor hem zijn allen in leven!

39


Maar als antwoord zeggen

enkelen van de schriftgeleerden:
leermeester, dat heb je fraai gezegd!

40


Want ze hebben hem niets meer

durven vragen.