Instellingen

24


Maar er geschiedt ook onenigheid onder hen,

over wie van hen de grootste denkt te zijn.

25


Maar hij zegt tot hen:

de koningen der volkeren
spelen de heer over hen, en hun gezagsdragers
laten zich tot weldoeners uitroepen;

26


maar gíj, niet zo!-

nee, laat de grootste onder u
als de jongste worden
en wie aanvoert als wie bedient;

27


want wie is groter: wie aanligt of wie bedient?-

níet wie aanligt!-
ík ben in uw midden als degene die bedient!-

28


maar gíj zijt het die bij mij gebleven zijt

in mijn beproevingen,

29


en ík verleen ik u,

zoals mijn Vader mij verleend heeft,
koningschap,

30


zodat ge in mijn koninkrijk

zult eten en drinken aan mijn tafel,
en gezeten op tronen
de twaalf stammen van Israël
zult oordelen;