hem rondom omhullend hebben ze hem gevraagd, en gezegd: profeteer eens: wie is het die jou bespot?
65
En met vele andere lasteringen hebben ze tegen hem gesproken.
66
En het geschiedt: zodra het dag wordt verzamelt zich de oudstenraad van de gemeenschap, ook heiligdomsoversten en schriftgeleerden, en leiden hem hun raadszitting binnen.
67
Ze zeggen: als ú de Gezalfde bent, zeg het tot ons; maar hij zegt tot hen: als ik het u zeg gelooft u het niet;
68
maar als ik iets vraag antwoordt u niet!-
69
maar van nu af zal het zijn: de mensenzoon zittend ter rechterhand van de kracht van God.
70
Maar dan zeggen ze allen: dus ú bent de Zoon van God?- maar hij brengt tegen hen uit: dat zegt gíj, dat ik het ben!
71
Maar zij zeggen: waarvoor hebben wij nog een getuigenis nodig?- we horen het immers zelf uit de mond van hemzelf?