Allen hebben hem bijval betuigd, en zijn verwonderd geweest over die woorden vol genade die zijn voortgekomen uit zijn mond; en ook hebben ze gezegd: hij is toch de zoon van Jozef,- niet?
23
Hij zegt tot hen: alle kans dat gij tot mij dit zinnebeeld zult zeggen ‘heelmeester, genees jezelf!’- al wat we hebben gehoord dat geschied is in Kafarnaoem, doe dat ook hier, in je vaderstad!
24
Maar, zegt hij, amen, ik zeg u: niet één profeet is welkom in zijn vaderstad!-
25
maar naar waarheid zeg ik u: vele weduwen zijn er in de dagen van Elia in Israël geweest, toen de hemel gesloten werd voor drie jaren en zes maanden, zodat er een grote honger woedde over heel het land,
26
en tot niet één van haar werd Elia gestuurd, maar wel ‘naar Sarepta bij Sidon, tot een weduwvrouw’ (1 Kon. 17,9);
27
en vele huidvraatlijders zijn er in Israël geweest ten tijde van de profeet Elisa, en niet één van hen werd gereinigd, maar wel Naäman de Syriër!
28
Die in de samenkomst deze dingen horen worden allen vervuld van woede;
29
ze staan op en werpen hem de stad uit; ze leiden hem naar de rand van de berg waarop hun stad gebouwd is,- om hem in de afgrond te gooien.
30
Maar hij is midden tussen hen door ontkomen en vertrokken.