de zaaier gaat uit om zijn zaad te zaaien; terwijl hij zaait valt ervan langs de weg: dat wordt vertrapt, en de vogels van de hemel eten het op;
6
een ander deel valt op de rotsgrond: terwijl het opgroeit verdort het, omdat het geen vocht heeft;
7
een ander deel valt midden tussen de dorens; de dorens groeien mee op en verstikken het;
8
een ander deel valt in de goede aarde, groeit en draagt honderdvoudige vrucht! Dat zeggend heeft hij luid geroepen: wie oren om te horen heeft moet horen!
9
Maar zijn leerlingen hebben hem gevraagd: wat wil dit zinnebeeld?
10
Maar hij zegt: aan u is het gegeven de geheimen van Gods koningschap te kennen, aan de overigen in zinnebeelden, opdat zij ‘ziende niet zien en horende niet verstaan’ (Jes. 6,9-10);
11
maar dit is het zinnebeeld: het zaad is het spreken van God;
12
maar die langs de weg zijn zij die het horen; vervolgens komt de tweedrachtzaaier en neemt het gesprokene weg van hun hart, opdat zij niet gaan geloven en worden gered;
13
maar die op de rots zijn zij die wanneer zij het horen het gesprokene met vreugde ontvangen; en dezen hebben geen wortel: die voor een moment geloven en in een moment van beproeving afstand nemen;
14
maar wat in de dorens valt, dezen zijn het die horen en onder zorgen, rijkdom en de genietingen des levens doorgaand gaandeweg worden verstikt en het niet uitdragen;
15
maar dat van ‘in de edele aarde’, dezen zijn het die met een edel en goed hart het gesprokene horen en in volharding vrucht dragen;