de zaaier gaat uit om zijn zaad te zaaien; terwijl hij zaait valt ervan langs de weg: dat wordt vertrapt, en de vogels van de hemel eten het op;
6
een ander deel valt op de rotsgrond: terwijl het opgroeit verdort het, omdat het geen vocht heeft;
7
een ander deel valt midden tussen de dorens; de dorens groeien mee op en verstikken het;
8
een ander deel valt in de goede aarde, groeit en draagt honderdvoudige vrucht! Dat zeggend heeft hij luid geroepen: wie oren om te horen heeft moet horen!