Instellingen

18


Het geschiedt

als hij om te bidden alleen is
dat zijn leerlingen bij hem zijn
en hij hun een vraag stelt en zegt:
wie zeggen de scharen dat ik ben?

19


Maar zij antwoorden en zeggen:

Johannes de Doper;
anderen: Elia, anderen
dat een profeet, iemand van de vroegeren,
is opgestaan.

20


Maar hij zegt tot hen: en gíj,

wie zegt gíj dat ik ben?
Petrus antwoordt en zegt:
de gezalfde van God!

21


Maar bestraffend kondigt hij aan hen af

dit aan niemand te zeggen,

22


omdat -zegt hij- de mensenzoon

vele dingen zal moeten lijden
en door de oudsten, heiligdomsoversten
en schriftgeleerden verworpen zal worden;
hij zal ter dood gebracht worden
en ten derden dage worden opgewekt!

23


Maar tot allen heeft hij gezegd:

als iemand het wil: achter mij aan komen,
dan moet hij zichzelf verloochenen
en zijn kruis opheffen,-
dagelijks!- en mij volgen;

24


want wie zijn lijf-en-ziel wil redden

zal haar verliezen;
maar wie zijn lijf-en-ziel zal verliezen
omwille van mij, die zal haar redden;