en voor zijn aanschijn aankondigers uitzendt. Zij vertrekken en komen binnen in een dorp van Samaritanen om voor hem (een en ander) gereed te maken.
53
En die verwelkomen hem niet, omdat zijn aanschijn is geweest: trekkend naar Jeruzalem.
54
Maar als ze dat zien, zeggen de leerlingen Jakobus en Johannes: heer, wil je dat we zeggen dat ‘vuur van de hemel zal neerdalen en hen zal verteren’ (2 Kon. 1,10-12)?
55
Maar hij keert zich om en bestraft hen; Hij zegt: ge weet niet wat voor geest u bezielt!
56
Ze vertrekken naar een ander dorp.
57
Terwijl zij over de weg trekken zegt iemand tot hem: ik zal u volgen waarheen u ook gaat!
58
Jezus zegt tot hem: de vossen hebben holen en de vogels van de hemel hebben woningen beneden, maar de mensenzoon heeft niets waar hij zijn hoofd kan neerleggen!
59
Maar tot een ander zegt hij: volg mij! Maar die zegt: vergun mij dat ik eerst heenga om mijn vader te begraven.
60
Maar hij zegt tot hem: laat het aan de doden over om hun doden te begraven!- jij, ga heen en verkondig overal het koningschap van God!
61
Maar ook een ander zegt: ik zal u volgen, heer, maar vergun mij eerst afscheid te nemen van wie tot mijn huis behoren!
62
Maar Jezus zegt tot hem: niemand die de hand aan de ploeg slaat en achterom kijkt is inzetbaar voor het koningschap van God!