Instellingen

51


Maar het geschiedt

als de dagen van zijn opneming
in vervulling gaan
dat hij zijn aanschijn strak erop richt
om naar Jeruzalem te trekken

52


en voor zijn aanschijn

aankondigers uitzendt.
Zij vertrekken en komen binnen
in een dorp van Samaritanen
om voor hem (een en ander) gereed te maken.

53


En die verwelkomen hem niet,

omdat zijn aanschijn
is geweest: trekkend naar Jeruzalem.

54


Maar als ze dat zien,

zeggen de leerlingen
Jakobus en Johannes:
heer, wil je dat we zeggen
dat ‘vuur van de hemel zal
neerdalen en hen zal verteren’ (2 Kon. 1,10-12)?

55


Maar hij keert zich om en bestraft hen;

Hij zegt: ge weet niet
wat voor geest u bezielt!

56


Ze vertrekken naar een ander dorp.

57


Terwijl zij over de weg trekken

zegt iemand tot hem: ik zal u volgen
waarheen u ook gaat!

58


Jezus zegt tot hem:

de vossen hebben holen
en de vogels van de hemel
hebben woningen beneden,
maar de mensenzoon heeft niets
waar hij zijn hoofd kan neerleggen!

59


Maar tot een ander zegt hij: volg mij!

Maar die zegt:
vergun mij dat ik eerst heenga
om mijn vader te begraven.

60


Maar hij zegt tot hem:

laat het aan de doden over
om hun doden te begraven!-
jij, ga heen en verkondig overal
het koningschap van God!

61


Maar ook een ander zegt:

ik zal u volgen, heer,
maar vergun mij eerst
afscheid te nemen
van wie tot mijn huis behoren!

62


Maar Jezus zegt tot hem:

niemand die de hand
aan de ploeg slaat en achterom kijkt
is inzetbaar
voor het koningschap van God!