Instellingen

14


Het spreken is vlees-en-bloed geworden

en heeft bij ons zijn tent opgeslagen;
wij hebben zijn glorie aanschouwd,
een glorie van een eniggeborene
van bij een Vader,-
vol van genade en waarheid.

15


Johannes getuigt van hem,

en wat hij te zeggen had heeft hij
uitgeschreeuwd:
hij is het geweest
van wie ik gezegd heb:
die na mij komt
is voor mij geworden,
omdat hij eerder was dan ik!-

16


ja, uit zijn volheid hebben wíj allen

aangenomen, en wel
genade op genade;

17


ja, de Wet is door Mozes gegeven

‘de genade en de waarheid’ (Ps. 85,11)
is door Jezus Christus geschied.

18


God: niemand heeft hem ooit gezien;

de eniggeboren God,
die is in de schoot des Vaders,
hij heeft (hem) uitgelegd!

19


En dit is het getuigenis van Johannes,

wanneer de Judeeërs vanuit Jeruzalem
tot hem heiligdomsdienaren en Levieten
zenden
om hem de vraag te stellen:
u, wie bent u?

20


Hij belijdt,-

hij loochent het niet en belijdt:
ík ben de Gezalfde niet!

21


Ze vragen hem:

wat dan wél?- bent u Elia?
Hij zegt: dat ben ik niet!
De profeet,- bent u dat?
En hij antwoordt: nee!

22


Dan zeggen ze tot hem:

wie bent u,
zodat wij een antwoord kunnen geven
aan wie ons hebben gestuurd?-
wat zegt u over uzelf?

23


Hij verklaart:

ik, ik ben
‘de stem van een roepende in de woestijn:
maakt recht de weg van de Heer!’ (Jes. 40,3),
zoals Jesaja, de profeet, gezegd heeft.

24


Ook zijn er afgezanten geweest

uit de gelederen van de Farizeeërs.

25


Ze stellen hem een vraag

en zeggen tot hem:
waarom doopt u dan,
als u niet de Gezalfde bent,
niet Elia en niet de profeet?

26


Johannes antwoordt hun en zegt:

ik doop in water;
midden onder u staat hij
-van wie u het niet weet-

27


die, na mij, komende is,

voor wie ik niet waardig ben om zelfs maar
de riem van zijn schoeisel los te maken!

28


Dat alles geschiedt in Betanië

aan de overzij van de Jordaan,-
want daar was het dat Johannes doopte.

29


De volgende morgen kijkt hij:

daar komt Jezus tot hem
en hij zegt:
zie, het lam van God
dat wegdraagt de zonde der wereld!-

30


hij is het over wie ik heb gezegd:

na mij komt een man
die vóór mij is geworden,
omdat hij eerder was dan ik;

31


ook ik wist niet dat híj het was:

nee, opdat hij aan Israël
geopenbaard zal worden,
daarom ben ik gekomen
dopend in water!

32


En Johannes getuigt ook en zegt:

ik heb aanschouwd
hoe de Geest
als een duif neerdaalde uit de hemel
en bleef rusten op hém;

33


ook ík wist niet dat hij het was;

nee, die mij gestuurd heeft
om te dopen in water,
hij heeft tot mij gezegd
‘op wie je de Geest ziet neerdalen
en op hem blijven,
díe is het die
doopt door heilige geestesadem’;

34


ík heb het gezien en

ben gaan getuigen
dat hij is
de zoon van God!

35


De volgende morgen

staat Johannes daar weer,
met twee van zijn leerlingen;

36


Als hij Jezus in het blikveld krijgt

die daar rondwandelt
zegt hij: zie, het lam van God!

37


Die twee leerlingen van hem

horen hem dat uitspreken
en volgen Jezus!

38


Maar als Jezus zich omkeert

en aanschouwt dat zij (hem) volgen,
zegt hij tot hen:
wat zoekt ge?* In veel vertalingen begint hier vers 39 en schuift elk volgend vers in dit hoofdstuk een nummer op.
Maar zij zeggen tot hem: rabbi,
-vertaald wil dat zeggen: leermeester-
waar houdt u verblijf?

39


Hij zegt tot hen: komt en ziet!

Dus komen ze en zien
waar hij verblijf houdt,
en blijven ze bij hem,
die eigenste dag.
Het is geweest
omstreeks het tiende uur.

40


Andreas, de broer van Simon Petrus,

is een van de twee geweest
die het van Johannes horen
en hem volgen.

41


Hij vindt als eerste

zijn eigen broer Simon
en zegt tot hem:
we hebben de Messias gevonden!-
vertaald is dat: Gezalfde,

42


Hij voert hem mee naar Jezus.

Als hij hem in het blikveld krijgt zegt Jezus:
jíj bent Simon de zoon van Johannes?-
jíj wordt tot Kefas uitgeroepen!-
wat vertaald wordt met Petrus,- rotsman.

43


De volgende morgen wil hij

uittrekken naar Galilea,
als hij Filippus vindt
en Jezus tot hem zegt: volg mij!