hij is het over wie ik heb gezegd: na mij komt een man die vóór mij is geworden, omdat hij eerder was dan ik;
31
ook ik wist niet dat híj het was: nee, opdat hij aan Israël geopenbaard zal worden, daarom ben ik gekomen dopend in water!
32
En Johannes getuigt ook en zegt: ik heb aanschouwd hoe de Geest als een duif neerdaalde uit de hemel en bleef rusten op hém;
33
ook ík wist niet dat hij het was; nee, die mij gestuurd heeft om te dopen in water, hij heeft tot mij gezegd ‘op wie je de Geest ziet neerdalen en op hem blijven, díe is het die doopt door heilige geestesadem’;
34
ík heb het gezien en ben gaan getuigen dat hij is de zoon van God!
35
De volgende morgen staat Johannes daar weer, met twee van zijn leerlingen;
36
Als hij Jezus in het blikveld krijgt die daar rondwandelt zegt hij: zie, het lam van God!
37
Die twee leerlingen van hem horen hem dat uitspreken en volgen Jezus!
38
Maar als Jezus zich omkeert en aanschouwt dat zij (hem) volgen, zegt hij tot hen: wat zoekt ge?* In veel vertalingen begint hier vers 39 en schuift elk volgend vers in dit hoofdstuk een nummer op. Maar zij zeggen tot hem: rabbi, -vertaald wil dat zeggen: leermeester- waar houdt u verblijf?
39
Hij zegt tot hen: komt en ziet! Dus komen ze en zien waar hij verblijf houdt, en blijven ze bij hem, die eigenste dag. Het is geweest omstreeks het tiende uur.
40
Andreas, de broer van Simon Petrus, is een van de twee geweest die het van Johannes horen en hem volgen.
41
Hij vindt als eerste zijn eigen broer Simon en zegt tot hem: we hebben de Messias gevonden!- vertaald is dat: Gezalfde,
42
Hij voert hem mee naar Jezus. Als hij hem in het blikveld krijgt zegt Jezus: jíj bent Simon de zoon van Johannes?- jíj wordt tot Kefas uitgeroepen!- wat vertaald wordt met Petrus,- rotsman.