Naardense Bijbel > zoeken
Als Jezus dan aankomt vindt hij hem reeds vier dagen toevende in de gedenkplaats.
Maar Betanië is dicht bij Jeruzalem geweest, op zo’n vijftien stadiën afstand;
maar velen uit de Judeeërs zijn al aangekomen bij Marta en Maria om hen te troosten over hun broer.
Zodra Marta dan hoort dat Jezus aankomt, gaat zij hem tegemoet; maar Maria is in het huis blijven zitten.
Dan zegt Marta tot Jezus: heer, als u hier was geweest zou mijn broer niet zijn gestorven;
ook nu weet ik: wat u God ook zou vragen, God zal het u geven!
Jezus zegt tot haar: hij zal opstaan, je broer!
Marta zegt tot hem: ik weet dat, omdat hij zal opstaan bij de opstanding ten laatsten dage!
Jezus zegt tot haar: ík ben de opstanding en het leven; wie gelooft in mij zal leven, ook als hij sterft;
en al wie leeft en gelooft in mij zal niet sterven tot in de eeuwigheid; gelóóf je dat?
Zij zegt tot hem: ja, Heer,- ík ben gaan geloven dat u de Gezalfde bent, de zoon van God die tot de wereld komt!