15 | als ge mij liefhebt zult ge mijn geboden bewaren;
| |
16 | en ík zal de Vader erom bidden en hij zal u een ándere troosttoeroeper geven om bij u te zijn tot in de eeuwigheid:
| |
17 | de geestesadem van de waarachtigheid, welke de wereld niet bij machte is op te nemen omdat ze die niet aanschouwt en niet kent; gíj kent hem omdat hij bij u verblijf houdt en ín u zijn zal;
| |
18 | ik laat u niet als wezen achter, ik kom naar u toe;
| |
19 | nog een korte tijd en de wereld aanschouwt mij niet meer, maar gíj aanschouwt mij omdat ík leef, en gíj zult leven;
| |
20 | op die dag zult gíj erkennen dat ík één ben met mijn Vader en gíj één met mij en ík ook met u!-
| |
21 | wie mijn geboden heeft en ze bewaart, die is het die mij liefheeft; maar wie mij liefheeft, hem zal mijn Vader liefhebben en ook ík zal hem liefhebben en mijzelf aan hem openbaren!
| |
22 | Judas -niet die van Isjkariot- zegt tot hem: heer, en wat is er geschied dat u uzelf aan ons gaat openbaren en aan de wereld niet?
| |
23 | Jezus antwoordt en zegt tot hem: als iemand mij liefheeft zal hij mijn woord bewaren, en mijn Vader zal hem liefhebben (Spr. 8,17) en wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem maken;
| |
24 | wie mij niet liefheeft bewaart mijn woorden niet; en het woord dat ge hoort is niet dat van mij,- nee, van hem die mij stuurt, de Vader;
| |
25 | dit alles heb ik tot u gesproken terwijl ik bij u verblijf;
| |
26 | maar de troosttoeroeper, de heilige Geest die de Vader zal sturen in mijn naam, die zal u in alles onderrichten en u indachtig maken al wat ík u heb gezegd;
| |
27 | vréde laat ik u na, míjn vrede is het die ik u geef, niet zoals de wereld geeft geef ík aan u!- laat uw hart niet geschokt zijn en niet beducht;
| |
28 | ge hebt gehoord dat ík u heb gezegd: ik ga heen én kom naar u toe; als ge me liefhad zoudt ge verheugd zijn dat ik naar de Vader toe reis, omdat de Vader groter is dan ik;
| |
29 | en nú heb ik het u gezegd, voordat het geschiedt, opdat ge, wanneer het geschiedt, geloven zult;
| |
30 | ik zal niet vele dingen meer met u bespreken, want de overste der wereld is op komst; niet dat hij met mij íets (in handen) heeft,
| |
31 | nee, het is opdat de wereld zal erkennen dat ik de Vader liefheb; en zoals de Vader mij heeft geboden, zó doe ik; richt u op, laten we van hier gaan!
| |