Instellingen

4


En waar ík heen ga,

daarheen weet ge de weg!

5


Tomas zegt tot hem:

heer, we weten niet waar u heen gaat,
hoe weten we de weg?

6


Jezus zegt tot hem:

ík ben
de weg,
en de waarheid en het leven;
niemand komt tot de Vader dan door mij;

7


als ge mij hebt leren kennen

kunt ge ook weten wie mijn Vader is;
van nu af kent ge hem
en hebt ge hem gezien!

8


Filippus zegt tot hem:

heer, toon ons de Vader
en het is ons genoeg!

9


Jezus zegt tot hem:

zo lange tijd ben ik bij u
en toch heb je me niet leren kennen,
Filippus?-
wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien!-
hoe kun jíj zeggen ‘toon ons de Vader’?-

10


gelóóf je niet

dat ík één ben met de Vader
en dat de Vader één is met mij?-
de dingen die ík u zeg
spreek ik niet vanuit mijzelf,
maar de Vader die in mij verblijft
doet zijn werken!-

11


gelooft het van mij

dat ík één ben met de Vader
en dat de Vader één is met mij;
maar zo niet, gelooft deze dingen
vanwege de werken!-