Instellingen

21


dat ze allen één mogen zijn,

zoals gij, Vader, één zijt met mij
en ik met u,-
dat zij ook één zijn met ons,
opdat de wereld gelove
dat gij mij hebt gezonden.

22


Ook heb ik

de heerlijkheid die gij mij hebt gegeven
gegeven aan hen,
opdat zij één zijn zoals wij één zijn:

23


ik met hen en gij met mij,-

dat ze mogen zijn, voltooid tot één,
opdat de wereld erkenne
dat gíj mij hebt uitgezonden
en hen hebt liefgehad
zoals gij mij hebt liefgehad.