Instellingen

28


Ze voeren Jezus dan

van Kajafas naar het pretorium;
maar het is in de vroegte geweest.
Zelf gaan zij het pretorium niet binnen,
om zich niet te bezoedelen,
en wel het pesach* Of: paaslam. te kunnen eten

29


Dan komt Pilatus naar buiten, naar hen toe,

en verklaart: welke beschuldiging
brengt u in tegen deze mens?

30


Ze antwoorden en zeggen tot hem:

als hij niet iemand was geweest die
kwaad doet
hadden we hem niet aan u overgegeven!

31


Dan zegt Pilatus tot hen:

neemt ú hem mee
en oordeelt hem volgens uw Wet!
De Judeeërs zeggen tot hem:
het is ons niet geoorloofd
te doden!

32


Zo wordt vervuld

het woord van Jezus dat hij heeft gezegd
om aan te duiden
wat voor dood hij zou gaan sterven.

33


Dan gaat Pilatus het pretorium weer in;

hij laat Jezus roepen en zegt tot hem:
ú, bent u de koning der Judeeërs?

34


Jezus antwoordt:

zegt ú dat uit uzelf
of hebben anderen u dat over mij gezegd?

35


Pilatus antwoordt:

ík ben toch geen Judeeër!-
uw eigen volk en de heiligdomsoversten
hebben u aan mij overgegeven;
wát hebt u gedaan?

36


Jezus antwoordt:

mijn koningschap is niet uit deze wereld;
als het iets uit deze wereld was,
dat koningschap van mij,
hadden mijn helpers ervoor gestreden
dat ik niet aan de Judeeërs
werd overgegeven,
maar mijn koninkrijk is nu eenmaal
niet van hier.

37


Dan zegt Pilatus tot hem:

u bent dus toch een koning?
Jezus antwoordt: ú zegt het,
dat ik een koning ben;
ík ben hiertoe geboren
en hiertoe gekomen tot de wereld:
dat ik zal getuigen voor wat waarachtig is;
al wie uit de waarachtigheid is
hoort naar mijn stem!

38


Pilatus zegt tot hem:

wat ís waarachtigheid?
Als hij dit gezegd heeft
gaat hij weer naar buiten, naar de Judeeërs,
en zegt tot hen:
ik vind in hem geen enkele schuld;