Instellingen

4


Jezus dan, weet hebbend van

alle dingen die over hem komen,
trekt uit en zegt tot hen:
wie zoekt ge?

5


Ze antwoorden hem: Jezus, de Nazoreeër!

Hij zegt tot hen:
ík ben dat!
Ook Judas, die hem heeft prijsgegeven,
heeft bij hen gestaan.

6


Met dat hij tot hen zegt

‘ík ben dat!’
deinzen ze achteruit en vallen op de grond.