Naardense Bijbel > zoeken
Jezus dan, weet hebbend van alle dingen die over hem komen, trekt uit en zegt tot hen: wie zoekt ge?
Ze antwoorden hem: Jezus, de Nazoreeër! Hij zegt tot hen: ík ben dat! Ook Judas, die hem heeft prijsgegeven, heeft bij hen gestaan.
Met dat hij tot hen zegt ‘ík ben dat!’ deinzen ze achteruit en vallen op de grond.