Wanneer ze dan het morgenmaal gehouden hebben zegt Jezus tot Simon Petrus: Simon-van-Johannes, heb je mij lief, méér dan zij? Hij zegt tot hem: ja Heer, ú weet dat ik uw vriend ben! Hij zegt tot hem: weid mijn bokjes!
Weer, een tweede keer, zegt hij tot hem: Simon-van-Johannes, heb je mij lief?- en hij zegt tot hem: já Heer, ú weet dat ik uw vriend ben! Hij zegt tot hem: wees herder over mijn schaapjes!
17
Ten derden male zegt hij tot hem: Simon-van-Johannes, ben je mijn vriend? Petrus wordt bedroefd, omdat hij ten derden male tot hem zegt ‘ben je mijn vriend?’, en hij zegt tot hem: Heer, ú weet alles, ú kent mij als uw vriend! Jezus zegt tot hem: weid mijn schaapjes!-
18
amen, amen, zeg ik jou: toen je jonger was omgordde je jezelf en heb je gewandeld waar je wilde; maar wanneer je oud wordt zul je je handen uitstrekken en een ander zal je gorden en brengen waar je niet wilt!
19
Maar daarmee zegt hij in tekentaal met wat voor dood hij God verheerlijken zal. Als hij dat gezegd heeft zegt hij tot hem: volg mij!
20
Als Petrus zich omkeert kijkt hij ertegenaan dat de leerling welke Jezus (het meest) heeft liefgehad (hem) volgt,- hij die ook bij de maaltijd tegen zijn borst aan viel en zei ‘heer, wie is het die u prijsgeeft?’
21
Als hij hém dan ziet zegt Petrus tot Jezus: Heer, maar wat zal híj?
22
Jezus zegt tot hem: indien ik wil dat hij blijft totdat ik kom, is dat iets tegen jou?- jíj: volg mij!
23
Dit woord dan trekt uit naar de broeders-en-zusters dat die leerling niet sterft;- maar Jezus zegt niet tot hem dat hij niet sterft, nee, ‘indien ik wil dat hij blijft totdat ik kom, is dat iets tegen jóu?’
24
Híj is de leerling die van deze dingen getuigt en deze dingen heeft beschreven, en we weten dat zijn getuigenis waar is.