Als Petrus zich omkeert kijkt hij ertegenaan dat de leerling welke Jezus (het meest) heeft liefgehad (hem) volgt,- hij die ook bij de maaltijd tegen zijn borst aan viel en zei ‘heer, wie is het die u prijsgeeft?’
21
Als hij hém dan ziet zegt Petrus tot Jezus: Heer, maar wat zal híj?
22
Jezus zegt tot hem: indien ik wil dat hij blijft totdat ik kom, is dat iets tegen jou?- jíj: volg mij!
23
Dit woord dan trekt uit naar de broeders-en-zusters dat die leerling niet sterft;- maar Jezus zegt niet tot hem dat hij niet sterft, nee, ‘indien ik wil dat hij blijft totdat ik kom, is dat iets tegen jóu?’
24
Híj is de leerling die van deze dingen getuigt en deze dingen heeft beschreven, en we weten dat zijn getuigenis waar is.
25
Maar er zijn nog vele andere dingen die Jezus heeft gedaan; als die één voor één beschreven worden zal, naar ik meen, de wereld zelf geen ruimte hebben voor de volgeschreven boeken.