Dan komt hij weer aan in Kana in Galilea, waar hij het water tot wijn heeft gemaakt; er is een zeker hoveling van de koning geweest wiens zoon ziek lag in Kafarnaoem;
als deze hoort dat Jezus uit Judea is aangekomen in Galilea gaat hij daar weg, naar hem toe. Hij heeft hem gevraagd of hij wil afdalen om zijn zoon te helen,- want hij heeft op het punt gestaan te sterven.
48
Dan zegt Jezus tot hem: zolang ge geen tekenen en wonderen ziet gelooft ge beslist niet!
49
De hoveling van de koning zegt tot hem: heer, daal af voordat mijn jongetje sterft!
50
Jezus zegt tot hem: reis terug, je zoon leeft op! Deze mens gelooft het woord dat Jezus tot hem zegt,- en is teruggereisd.
51
Reeds terwijl hij afdaalt komen de dienaars hem tegemoet en zeggen dat zijn jongen opleeft.
52
Dan verneemt hij van hen het uur waarin het beter met hem is gegaan; ze zeggen hem dan: gisteren het zevende uur liet het koortsvuur hem los!
53
Dan onderkent de vader het: het was in datzelfde uur waarin Jezus hem zei: je zoon leeft op! Hij gaat geloven, en heel zijn huis ook.
54
Dit tweede teken doet Jezus óók weer als hij aankomt uit Judea in Galilea!