Instellingen

47


als deze hoort dat Jezus

uit Judea is aangekomen in Galilea
gaat hij daar weg, naar hem toe.
Hij heeft hem gevraagd
of hij wil afdalen om zijn zoon te helen,-
want hij heeft op het punt gestaan
te sterven.

48


Dan zegt Jezus tot hem:

zolang ge geen tekenen en wonderen ziet
gelooft ge beslist niet!

49


De hoveling van de koning zegt tot hem:

heer, daal af
voordat mijn jongetje sterft!

50


Jezus zegt tot hem: reis terug,

je zoon leeft op!
Deze mens gelooft
het woord dat Jezus tot hem zegt,-
en is teruggereisd.

51


Reeds terwijl hij afdaalt

komen de dienaars hem tegemoet
en zeggen dat zijn jongen opleeft.

52


Dan verneemt hij van hen het uur

waarin het beter met hem is gegaan;
ze zeggen hem dan:
gisteren het zevende uur
liet het koortsvuur hem los!

53


Dan onderkent de vader het:

het was in datzelfde uur
waarin Jezus hem zei: je zoon leeft op!
Hij gaat geloven, en heel zijn huis ook.

54


Dit tweede teken doet Jezus óók weer

als hij aankomt uit Judea in Galilea!